Monthly Archives: June 2010

Jeroen Nieuwhuis

Jeroen Nieuwhuis is een pas achttienjarige fotograaf uit Denekamp, bij Enschede. Hij werkt daar fulltime in een fotowinkel, maar fotografeert het meest in zijn vrije tijd. De jonge fotograaf is grotendeels autodidact en heeft van zijn hobby daadwerkelijk zijn werk gemaakt.

Het is voor Jeroen Nieuwhuis allemaal begonnen met een camera van de Bart Smit, welke al snel opgevolgd werd door een serieuze compact. Op vijftienjarige leeftijd schafte hij zijn eerste dslr aan: een Canon EOS 300D. Binnen twee jaar had hij deze echter vervangen voor een 5D Mark II, de camera waarmee hij nu naast skatefoto’s ook portretten en filmpjes mee schiet.

Wat houd Jeroen Nieuwhuis bezig in het dagelijks leven als fotograaf?

“Ik werk in een fotowinkel en ben daarnaast fotograaf. Natuurlijk maak ik tijdens mijn ‘normale’ werk ook foto’s, maar dat zijn enkel portretten. Buiten mijn werk ga ik juist veel meer fotograferen. Dan zijn het met name skatefoto’s en andere portretten en soms productfotografie, maar ik ben overal voor in.”

Je bent natuurlijk pas achttien, maar welke kant wil je op met de fotografie? 

“Iets in de commerciële hoek, zoals reclamefotografie. Voor een merk als Nike of Adidas skate- of snowboarders fotograferen. Mijn passie ligt in de extreme sporten, dus hoop ik daar ook in meer te kunnen gaan fotograferen. Productfotografie vind ik echter ook leuk; ik ben gewoon heel breed.”

Is er een speciale reden dat je zo breed georiënteerd bent?

“Het begon allemaal toen ik foto’s van mijn skatende vrienden ging maken. Steeds als we weer gingen skaten nam ik mijn camera mee en maakte foto’s. Om deze te kunnen delen met vrienden heb ik een Blogspot gemaakt en daar alles opgezet. Toen ik vervolgens de link naar mijn blog plaatste op een forum nam de skate skate- en snowboardwebsite Tacky.nl contact met me op, omdat ze wel een fotograaf konden gebruiken. Zo kwam het balletje aan het rollen.”

Mag je skatefotografie dan nu de hoofdmoot van jou werk noemen?

“Ik denk het wel, naast Tacky werk ik ook voor de lokale skateboardwinkel in Enschede en maak ik foto’s van hun teamrijders. Daarnaast zijn er een aantal websites waar ik voor publiceer. Maar ik heb ook een behoorlijke tijd gehad dat ik veel portretten maakte. Zo belandde er een van een vriend op Hyves, werd 14.000 keer bekeken en opeens zat mijn inbox vol met verzoeken van meisjes die ook wel een fotoshoot wilden. Sociale media zijn erg belangrijk om bekendheid te vergaren.”

Hoe combineer je die twee zeer verschillende genres, skate- en portretfotografie?

“Gelukkig hoef ik geen keus te maken, want ik kan het gewoon allebei doen. Dingen die ik niet leuk vind, zoals high fashion-fotografie, doe ik ook gewoon niet.”

Je fotografeert nu met een 5D Mark II, maar bent nog geen vier jaar geleden begonnen met een Bart Smit camera. Hoe wist je zo snel dat fotograferen echt jouw ding was?

“Nou, ik kocht mijn eerste compact dus toen ik veertien was, maar binnen een jaar wilde ik al een spiegelreflex. Daarom kocht ik nog voor mijn zestiende een 30D, waar ik iets minder dan twee jaar mee gedaan heb. Nu is het mijn reservebody. Ik merkte meteen al, zeker bij sportfotografie, dat ik de snelheid mistte en vaak te laat was, dus dat ik wel een dslr moest hebben om datgene te doen wat ik leuk vind. Mensen reageerden gewoon altijd enthousiast op mijn werk en ik had er plezier in, dus het was een simpele keus.

Ben je volledig autodidactisch of heb je ook een opleiding gevolgd?

“Op het ROC in Enschede heb ik een foto opleiding gevolgd, maar ben ik na een jaar gestopt omdat ik er veel meer van verwachtte. Het was eigenlijk helemaal niks; op het laatst was ik zelf dingen aan het uitleggen aan de leraar. Omdat ik nog zeventien en dus leerplichtig was ben ik eens in de twee weken naar de Fotovakschool in gegaan voor de vakopleiding. Ik was daar, volgens mij, de jongste leerling ooit, maar heb het wel afgelopen februari afgerond.”

Heb je het gevoel op die vakopleiding wel wat geleerd te hebben?

“Om eerlijk te zijn heb ik vooral mezelf veel geleerd. Een opleiding, zeker voor fotograaf, is niet echt mijn ding en ik heb het gevoel er te weinig te leren. Wel twijfelde ik of ik me moest specialiseren, want mijn collega van de fotowinkel raadde me dat aan, maar mijn leraar vond dat niet nodig. Dat was wel een bevestiging en ik heb me zelf al gespecialiseerd.”

Wat doen de natuur- en zwart-witfoto’s dan op je website?

“Dat is meer iets wat ik af en toe doe, voor erbij. Zo ga ik zondag voor tweeënhalve week naar Noorwegen, op fotoreis. Dan gaan we gewoon een rondje rijden en hebben we op de route bepaalde plekken waar we gaan fotograferen. We, mijn baas en ik, zijn al bijna drie weken aan het plannen, dus het gaat zeker wat moois worden.”

Foto’s © Jeroen Nieuwhuis

Posted in Interviews, Photography | Tagged , , | Leave a comment

‘Tijs en Tiësto vormen één persoon’

Tiësto wil met zijn laatste album Kaleidoscope de dancecène innoveren. Naast een verhuizing naar Miami werkte hij daarom samen met internationale artiesten. Beukend is het nog steeds, maar vernieuwend is overdreven.

Wat is er zo anders aan de geïnnoveerde Tiësto en Kaleidoscope? 

‘Ik ben voor Kaleidoscope op zoek gegaan naar een vernieuwend geluid. Door samen te werken met muzikanten als Nelly Furtado, CC Sheffield en Tegan & Sara heb ik niet gekozen voor de mainstream, maar de alternatieve kant van de popmuziek’, legt Tiësto uit terwijl de ober van het Amsterdamse hotel aan de gracht het water bijschenkt. ‘Ik wilde namelijk niet de meest voor de hand liggende samenwerkingen, maar uitdagingen met artiesten die echt iets bij kunnen dragen aan mijn muziek.’

Je verhuist naar Miami om jezelf te vernieuwen. Was dat zo hard nodig?

‘Ik was toe aan wat anders, simpel. Ik probeer liever iets niets, of het nu werkt of niet, dan in herhaling te vallen’, zegt hij strijdvaardig. Tiësto heeft ook huizen in Amsterdam, Johannesburg en Schotland, maar woont vast in Miami. ‘Het Amerikaanse publiek is daarnaast heel anders dan het Nederlandse.’

In welk opzicht?

‘Het Amerikaanse publiek staat veel opener voor nieuwe dingen, vandaar dat ik hier heb kunnen samenwerken met zoveel popmuzikanten. Daarnaast denken de Amerikanen niet zo in hokjes als de Nederlanders: als ik op één avond verschillende stijlen wil draaien dan kan dat, in Nederland zit het publiek daar niet op te wachten’, zo weet hij uit ervaring te vertellen.

Hoe komt zo’n samenwerking met een popmuzikant precies tot stand?

Tiësto begint te lachen en schuift voorover: ‘Meestal regel ik dat niet zelf, maar de samenwerking met de Three 6 Mafia is wel een grappig verhaal. Ik zat in een studiocomplex in Los Angeles, waar toevallig ook de rappers van Three 6 Mafia aan het werk waren. Mijn manager liep daar hun producer Franky tegen het lijf, wie één van mijn tracks voorlegde. Iedereen was meteen enthousiast en begon er spontaan op te rappen.’ Voor beide betekent een samenwerking namelijk naamsbekendheid bij een ander publiek en daarmee een grotere doelgroep.

In de ranglijsten moet je landgenoot Armin van Buuren al een aantal jaar voor je dulden. Denk jij, net als hem, ook aan bijvoorbeeld een eigen computergame?

‘Nee, totaal niet’, reageert Tiësto snel. ‘Van 2002 tot 2004 ben ik de beste DJ ter wereld geweest, aldus DJ Magazine, en dat vind ik al een hele prestatie. Ik ben heel andere dingen gaan doen – innoveren, experimenteren en samenwerken – terwijl Armin gewoon is blijven draaien; echt vergelijken kan je ons dus niet. Daarnaast heb ik niet voor de makkelijke, commerciële weg gekozen’, zegt hij, zonder Armin enig verwijt te maken. Een aantal nummers van hem zijn wel gebruikt in het spel DJ Hero, maar een eigen spel als Armin’s In The Mix hoeft van hem niet. ‘Ik werk liever samen met bijvoorbeeld een filmproducent of theatergezelschap, daar ligt nog een uitdaging.’

Naast een concert in de Heineken Music Hall op zaterdag 19 juni en Mysteryland volgende maand, blijft Tiësto ook over de wereld toeren met Kaleidoscope. Is er straks een plek waar ze hem niet kennen? 

‘Amerika is sowieso ontzettend groot, dus al kennen ze je in New York, dat hoeft niet te betekenen dat ze je in Los Angeles ook kennen. Iedere stad moet opnieuw verovert worden. China en Japan zijn zelfs voor mij redelijk ondoorgrondelijk.’ Zelfs Tiësto krijgt niet overal voet in de aarde.

Posted in De Pers, Interviews | Tagged , , | Leave a comment

Een laatste legendarische avond in DEP

Ondanks het feit dat het einde al vanaf het begin in zicht was had pop-up café DEP –  onder de Stadsschouwburg – al een behoorlijke reputatie opgebouwd in het Amsterdamse uitgaansleven. Afgelopen zaterdag was het dan toch echt zo ver, de stekker ging er definitief uit. DEP style.

Al vanaf het begin was het een gouden concept: een underground pop-up café op de locatie van het voormalige Café Cox, ingang in de Marnixstraat, naast de Stadsschouwburg. Op 18 februari jongstleden werd DEP geopend, vanwege de constant wisselende line-up niet echt in een hokje te plaatsen, maar altijd een forse rij voor de deur. Niet verwonderlijk met een capaciteit van slechts een paar honderd man, terwijl er voor deze laatste – bij voorbaat legendarische – avond een lijst met zevenhonderd namen was.

“Er staan vijftien dj’s geprogrammeerd vanavond”, legt Femke Dekker uit. Ze is de programmeur van DEP, maar staat vanaf vanavond dus eigenlijk op ‘straat’. “Ik ben blij dat ik alles heb kunnen programmeren wat ik wilde. De zestien weken bij DEP waren een grote speeltuin, in principe kon en mocht alles.” Mede door Femke en Vincent Vos, medeprogrammeur, maar niet te vergeten dj Wix en de mannen achter sneakershop Patta, kon DEP uitgroeien tot de plek waar zowel cd-presentaties en verjaardagen als clubnights en concerten gegeven kon worden. Met de Fabulous Shaker Boys achter de bar was de drank, die vele avonden rijkelijk vloeide, altijd goed verzorgd en voorradig.

Uiteraard vormt de laatste avond van DEP, kort voor dependance, geen uitzondering. Al vanaf het moment dat de deuren om tien uur open gaan staan de eerste enthousiastelingen voor de deur te trappelen. Als ze op de bonnefooi langs zouden komen hadden ze pech gehad; vandaag wordt een  – al veels te lange – gastenlijst gehanteerd waar geen naam van afgeweken wordt. De populariteit van het café, welke ook als club getypeerd kan worden, is ongekend groot na zo’n korte periode in het veelzijdige Amsterdamse uitgaansleven. Dat de avond van sluiting legendarisch zou worden was voorbestemd.

Naast dj’s als Parra, Fabergé en natuurlijk Wix passeerden de afgelopen drie dagen het gros van de dj’s die ooit in DEP hadden gedraaid de revue. Net als bij voorgaande evenementen werd er bij voorhand weinig informatie prijs gegeven over de avond zelf, de bedoeling was een ontmoetingsplek te creëren voor de underground, precies daar waar DEP zich wilde bevinden. “Iedere week een verrassing”, lacht Femke. “Ook al wisten mensen niet wat ze konden verwacht, toch was het iedere week vol. De verzameling van stijlen was onze kracht.”

Zowel beneden, dicht bij de dj en de bar, en boven, donkerder en anoniemer, staat de DEP vol. Creatievelingen, hipsters en nachtbrakers wisselen cocktails af met wodka, terwijl er geen twijfel over zal bestaan dat aanwezigheid hier al genoeg is. Gedanst wordt er niet, gepraat des te meer. De plek om te socializen met like-minded vrije geesten onder het genot van vernieuwende muziek en dure drank is vanzelfsprekend de plek om vanavond te zijn als die er morgen niet meer is.

De laatste avond van DEP zal onder betrokkenen nog wel even herinnert worden, diegene die het gemist hebben zullen enkel terug kunnen kijken op een gemiste kans. Maar positiever is het om te hopen op nieuwe initiatiefnemers. “Nu even niet”, zucht Femke. “Even wat anders.”

Posted in 3voor12, Amsterdam | Leave a comment

Deense technoheld gaat tegen de stroom in

Het heeft vier jaar geduurd, maar de Deen Anders Trentemøller heeft eindelijk een opvolger voor zijn debuutalbum. Into The Great White Yonder is een dramatische, maar meeslepende ervaring.

Hoewel het grote publiek de 35-jarige Trentemøller kent als techno-dj, produceert hij cd’s met melodieuze, dromerige melodieën. Net als op zijn grensoverschrijdende debuut The Last Resort uit 2006, is op Into The Great White Yonder geen technonummer te horen. ‘Het is een luisterplaats, geen dansplaat’, omschrijft de dj, die met zwarte gothic handschoentje aan en een donkere pluk haar voor zijn ogen niet bepaald doorsnee is.

Into The Great White Yonder is melodieus, maar donker album geworden, was dat gepland?

‘Na een lange wereldtournee – er stonden acht shows gepland, het werden er tachtig – wilde ik gewoon weer nieuwe muziek maken’, stottert de enigszins verlegen Deen als de felle zon de Amsterdamse hotellobby binnenschijnt. ‘Gaandeweg, ongeveer halverwege, kwam er pas een patroon in het album. De dramatische, neergeslagen toon was gezet en daar ben ik mee verder gegaan.’ Trentemøller zoekt op de plaat de balans tussen elektronische muziek en instrumenten. ‘Ik wilde er ook meer échte instrumenten in hebben dan het vorige album, maar dat komt waarschijnlijk door mijn geschiedenis als muzikant.’

Wat is er zo speciaal aan de mix tussen elektronische muziek en live instrumenten als een theremin en een mandoline?

‘Het geluid wordt warmer, organischer en natuurlijker. Het is gewoon een perfecte combinatie’, zegt hij, het uitbeeldend met zijn armen. ‘Mijn eerste album was veel elektronischer en ik wilde niet in herhaling vallen; ik ben zelf in vier jaar ook veel veranderd.’ Dat levert de luisteraar een overweldigende geluidskosmos op, wat eigenlijk niet in een enkel hokje gestopt kan worden. ‘Instrumenten vullen elektronische muziek prachtig aan.’

Maar de twee vormen een groot contrast, hoe maak je daar een mooi geheel van?

‘Ik ben daar eigenlijk niet bewust mee bezig, dat ik ze beide gebruik spreekt voor mij voor zich. Ik kies ook niet één instrument uit, maar op Into The Great White Yonder gebruikte ik plotseling veel gitaren – die ik op mijn keyboard inspeelde, want gitaar spelen kan ik niet – en dat klonk goed’, biecht hij eerlijk op. ‘Dan ga ik daarmee door. Het klinkt misschien heel makkelijk, maar ik mix al jaren verschillende muziekgenres door elkaar. Ik probeer alle mogelijk aspecten van deze genres op een natuurlijke manier te incorporeren, zonder dat het geforceerd klinkt.’

Wat bezielde je om Into The Great White Yonder digitaal op te nemen, om vervolgens te converteren naar analoog?

‘Het geluid van tape is zo écht en diep, dat is niet te overtreffen met digitaal geluid. Ik heb dus alles opgenomen met mijn computer, afgemixt en vervolgens overgezet naar een bandrecorder met behulp van oude equalizers en versterkers. Het is de charme van tape en het feit dat je de historie erin terug hoort dat ik al die moeite heb gedaan.’

Ben je van plan wederom grote artiesten als Röyksopp, the Knife en Moby remixen, zoals je deed na het uitkomen van The Last Resort?

‘Ik heb twee jaar geleden besloten dat ik minder remixen ga maken, anders kom je al snel bekend te staan als remix-dj’, reageert Trentemøller enigszins geagiteerd. ‘Deze keer wilde ik gewoon een album maken en alleen remixen bij uitzondering. Zo heb ik wel nummers van Franz Ferdinand en Depeche Mode geremixed, omdat ik daar echt een uitdaging in zag.’

Een paar jaar terug deed je de controversiële uitspraak dat minimal-techno dood was, kom je daar nu op terug?

‘Waar ik op doelde toen ik dat zei, was dat er tegenwoordig overal mash-up’s van gemaakt worden. Niets is meer puur, dus ook minimal niet. Het vormt een niche, een subgenre, dat snel aan populariteit heeft verloren. Het zal altijd blijven bestaan en ik blijf het ook draaien, maar besteed er geen aandacht meer aan.’

Posted in De Pers, Interviews | Tagged , , | Leave a comment

Wie Amsterdam?

Er zijn een hoop buitenlanders die een stuk meer ‘Amsterdam’ zijn dan ik. Ondanks het feit dat ik een geboren Amsterdammer ben, de meeste straten toch wel ken en heel wat bekenden hier rond heb lopen, ben ik niet Amsterdam. Er is vast ergens een Colombiaan die wel Amsterdam is, of een Nigeriaan. Uiteraard een Engelsman en zeker ook een Amerikaan. Wereldburgers uit alle windstreken staan namelijk op de foto met het IAmsterdam bord. Ik niet. Persoonlijk ben ik er niet treurig om, maar wat maakt dat deze toeristen toch zo blij zijn met een foto waarop zij in een willekeurige pose met de tien letters te bewonderen zijn?

Het is een fenomeen dat eigenlijk iedereen die op vakantie gaat of op een vreemde, interessante bestemming komt wel kent. Hierbij benoem ik dat tot ‘nagedachtenisheid’. Iedereen wil zijn nagedachtenis vastleggen, zorgen dat anderen zien wat zij hebben meegemaakt, beleefd hebben of hebben moeten overwinnen. Het is niet perse bedoelt de ander jaloers te maken. Integendeel, het is bestemt om pure eigenwaarde te creëren of te verhogen. Iemand die zijn verblijf in Amsterdam opsiert met een foto van hem of haar bij het IAmsterdam bord wil daarmee laten zien daar te zijn geweest. Daarmee hebben ze voor zichzelf wat bereikt. Ze zijn wederom een stap verder gekomen.

Dit verhaal geldt daarom ook voor alle andere toeristenattracties waar mensen graag mee op de foto gaan. Denk aan het Colosseum in Rome, de Big Ben in Londen of het Empire State Building in New York. Nu heeft Amsterdam ook van dit soort monumenten, zij het dat ze hier doorgaans in verbouwing zijn. Toch is er altijd nog de mogelijkheid op de foto te gaan met het Anne Frank huis, het monument op de Dam of de Magere Brug. Er moet iets zijn dat aantrekt aan het IAmsterdam bord waardoor toeristen dit als één van de Kodak-hoogtepunten bestempelen. Het is die herkenning, het feit dat het bord geen uitleg behoeft en dat men doorgaans niet als toerist aangemerkt wil worden. IAmsterdam maakt van alle backpackers, dagjesmensen en wereldreizigers even Amsterdammers.

De boodschap die de slogan IAmsterdam uitstraalt is er één van gemoedelijkheid en geborgenheid. Misschien niet in de directe zin van het woord, maar wel in de sfeer die het uitstraalt. Naast een zogeheten ‘landmark’ betekenen de woorden ook echt iets. Een gebouw, brug of monument bevat geen directe boodschap aan de bezoeker, terwijl IAmsterdam echt iets zegt: je bent in Amsterdam, je bent even een Amsterdammer. Of de toerist dit ook als zodanig beleeft zal wetenschappelijk onderzocht moeten worden, maar de werking van de ik-vorm in combinatie met de naam van de stad maakt dat er een verbondenheid ontstaat. De persoon en de stad zijn één en dat geldt voor een ieder die het als zodanig wil herkennen.

Hetzelfde kan opgemerkt worden bij T-shirts als ‘I love New York’, waar het woord ‘love’ als een hart uitgebeeld wordt en ‘Jesus is my Homeboy’, waar gesuggereerd wordt dat Jezus echt bij de persoon hoort. De mensen die deze T-shirts dragen weten, hoogstwaarschijnlijk, net zo goed als toeristen dat zowel de T-shirts als het IAmsterdam-bord pure marketing zijn en derhalve zullen zij zich niet oprecht verbonden voelen met het product. Niemand gelooft dat Jezus echt zijn vriend is als hij een shirt van hem draagt en niemand is in pure zwanenzang met de stad New York. Zo zal iemand uit San Francisco niet opeens Amsterdammer zijn en een Berlijner eveneens weten dat hij geen Amsterdammer is. De suggestie wordt echter op een vriendelijke en uitnodigende manier gewekt en onbewust zal de deelnemer met de boodschap aan de hand gaan.

IAmsterdam is één van de meest krachtige merken van de stad en dat maakt het automatisch tot een marketingsucces. De borden, of delen daarvan, worden met enige regelmaat ontvreemd, wat eveneens blijk geeft van de grote populariteit. Of de makers echter stil hebben gestaan bij de psychologische en sociologische achtergrond en betekenis van de woorden blijft gissen. Wat zeker is, is het feit dat zij een dergelijke uitwerking wel hebben. Sociologisch vanwege de ‘showfactor’ bij vrienden en bekenden, niet om ze jaloers te maken, maar om zelf iets te hebben te laten zien. Psychologisch vanwege de uitwerking die de woorden I en Amsterdam samengevoegd hebben: IAmsterdam.

Amsterdammers hebben IAmsterdam helemaal niet nodig. Integendeel, echte Amsterdammers hebben de stad zelf en willen alles behalve een bevestiging van dit feit in daarvoor opgerichte slogans of monumenten. Dat is de stad zelf al.

Gepubliceerd in Sociologisch Mokum, juni 2010

Posted in Overig | Tagged , | Leave a comment