Category Archives: Overig

Reizen uit principe en standaard

Verschillende mensen reizen om verschillende redenen. Toch zijn reizigers over het algemeen in een aantal categorieën in te delen. Zo kent met de avontuurlijke reiziger, de luie reiziger, de high (maar daarbij ook de low) class reiziger, diegene die wat van een andere cultuur te weten willen komen en zij die geen ‘buitenlandse’ invloeden tijdens hun reis wensen. Met name deze laatste twee typen reizigers zijn interessant voor de socioloog, want hoe je een willekeurige vakantie ook invult, van het ondernemen van een boottocht naar de inheemse bevolking van een Afrikaanse land tot een geregelde busreis naar Angkor Wat, het is de cultuur waarin deze buitenlandreis zich bevindt waar je wel of niet mee ‘geconfronteerd’ wil worden.

Voor iedereen is het een persoonlijke keuze in welke zij zich willen onderdompelen in een vreemde cultuur. De een vindt het bezoeken van een Frans restaurant tijdens zijn vakantie naar het Alpengebied al een hele overwinning, de ander kan geen genoeg krijgen van de illegale kroeg in een township. Wat krijgt men echter mee van dit soort ontmoetingen en wat beweegt sommige van ons om jaar in jaar uit af te reizen naar een ander land en daar zich even helemaal buiten zichzelf te wanen? Of het gaat om de ontmoeting met andere gebruikswijzen en mensen, de manier waarop zij praten, eten en het algemene bestaan beleven. Voor diegene die zich volledig weet onder te dompelen staan er veelal pareltjes van gebeurtenissen en herinneringen te wachten, maar dat is lang niet voor iedereen weggelegd. Door tijdsdruk en het constante gevoel iets te missen, vliegen de meeste van bezienswaardigheid naar monument, onderweg proberend in twee weken een cultuur mee te krijgen. Het lijkt een routine.

Een standaard is het geworden, het opsnuiven van een andere cultuur. Binnen een niet al te grote vriendengroep kan op een avond de hele wereld besproken worden en de meest fantastische ‘encounters’ met andere volkeren. Toch blijft het oppervlakkig, althans zo lijkt het. Pas wanneer er langere tijd naar een cultuur gekeken kan worden, zoals in de antropologie bijvoorbeeld, zich men dat er een goed beeld van een levenswijze gevormd kan worden. Terwijl wij sociologen het aan de andere kant met generaliseringen en cijfers moeten doen, kunnen wij op kleine schaal laten zien dat het juist deze korte ontmoetingen en openbaringen kunnen zijn die de grootste indruk maken.

De standaardwijze die de gemiddelde reiziger heeft ontwikkeld voor het opsnuiven van cultuur, reikt tegenwoordig verder, veel verder, dan het bezoeken van een restaurant. Terwijl er thuis vrijwel geen contact is met de Marokkaanse buurman, willen we ter plekke hun huizen bezoeken, fruit op hun markten kopen en de gehele cultuur leren kunnen. Op de ‘all-in’-bezoekers na is er altijd vraag, nieuwsgierigheid naar het andere. Om er later nu positief of negatief op terug te kijken. Het is immers de ervaring die belangrijker is dan het resultaat, zoals de reis belangrijker is dan de bestemming. Zie het langzaam opsnuiven van een cultuur, met behoudendheid, maar zonder angst, als de reis, de bestemming wat datgene met de betreffende persoon doet als die weer thuis is.

Het moge duidelijk zijn, het kennis maken met andere culturen is hoe dan ook een belangrijk aspect van het reizen geworden tegenwoordig. Zonder het zelf door te hebben heeft een multicultureel Nederland automatisch zijn weerslag op het gedrag van haar inwoners wanneer zij het buitenland bezoeken. Alsof het uit standaard en principe is geboren ziet de reiziger steeds meer van een andere cultuur, van een andere leefwijze, van een andere manier van doen. Eenmaal thuis is het niet meer ‘foto’s kijken’ en anekdotes aanhalen; het effect reikt verder. Het klinkt door in het dagelijks leven van alle cultuurbewuste reizigers.

Gepubliceerd in Sociologisch Mokum, september 2010

Posted in Overig | Tagged , | Leave a comment

Wie Amsterdam?

Er zijn een hoop buitenlanders die een stuk meer ‘Amsterdam’ zijn dan ik. Ondanks het feit dat ik een geboren Amsterdammer ben, de meeste straten toch wel ken en heel wat bekenden hier rond heb lopen, ben ik niet Amsterdam. Er is vast ergens een Colombiaan die wel Amsterdam is, of een Nigeriaan. Uiteraard een Engelsman en zeker ook een Amerikaan. Wereldburgers uit alle windstreken staan namelijk op de foto met het IAmsterdam bord. Ik niet. Persoonlijk ben ik er niet treurig om, maar wat maakt dat deze toeristen toch zo blij zijn met een foto waarop zij in een willekeurige pose met de tien letters te bewonderen zijn?

Het is een fenomeen dat eigenlijk iedereen die op vakantie gaat of op een vreemde, interessante bestemming komt wel kent. Hierbij benoem ik dat tot ‘nagedachtenisheid’. Iedereen wil zijn nagedachtenis vastleggen, zorgen dat anderen zien wat zij hebben meegemaakt, beleefd hebben of hebben moeten overwinnen. Het is niet perse bedoelt de ander jaloers te maken. Integendeel, het is bestemt om pure eigenwaarde te creëren of te verhogen. Iemand die zijn verblijf in Amsterdam opsiert met een foto van hem of haar bij het IAmsterdam bord wil daarmee laten zien daar te zijn geweest. Daarmee hebben ze voor zichzelf wat bereikt. Ze zijn wederom een stap verder gekomen.

Dit verhaal geldt daarom ook voor alle andere toeristenattracties waar mensen graag mee op de foto gaan. Denk aan het Colosseum in Rome, de Big Ben in Londen of het Empire State Building in New York. Nu heeft Amsterdam ook van dit soort monumenten, zij het dat ze hier doorgaans in verbouwing zijn. Toch is er altijd nog de mogelijkheid op de foto te gaan met het Anne Frank huis, het monument op de Dam of de Magere Brug. Er moet iets zijn dat aantrekt aan het IAmsterdam bord waardoor toeristen dit als één van de Kodak-hoogtepunten bestempelen. Het is die herkenning, het feit dat het bord geen uitleg behoeft en dat men doorgaans niet als toerist aangemerkt wil worden. IAmsterdam maakt van alle backpackers, dagjesmensen en wereldreizigers even Amsterdammers.

De boodschap die de slogan IAmsterdam uitstraalt is er één van gemoedelijkheid en geborgenheid. Misschien niet in de directe zin van het woord, maar wel in de sfeer die het uitstraalt. Naast een zogeheten ‘landmark’ betekenen de woorden ook echt iets. Een gebouw, brug of monument bevat geen directe boodschap aan de bezoeker, terwijl IAmsterdam echt iets zegt: je bent in Amsterdam, je bent even een Amsterdammer. Of de toerist dit ook als zodanig beleeft zal wetenschappelijk onderzocht moeten worden, maar de werking van de ik-vorm in combinatie met de naam van de stad maakt dat er een verbondenheid ontstaat. De persoon en de stad zijn één en dat geldt voor een ieder die het als zodanig wil herkennen.

Hetzelfde kan opgemerkt worden bij T-shirts als ‘I love New York’, waar het woord ‘love’ als een hart uitgebeeld wordt en ‘Jesus is my Homeboy’, waar gesuggereerd wordt dat Jezus echt bij de persoon hoort. De mensen die deze T-shirts dragen weten, hoogstwaarschijnlijk, net zo goed als toeristen dat zowel de T-shirts als het IAmsterdam-bord pure marketing zijn en derhalve zullen zij zich niet oprecht verbonden voelen met het product. Niemand gelooft dat Jezus echt zijn vriend is als hij een shirt van hem draagt en niemand is in pure zwanenzang met de stad New York. Zo zal iemand uit San Francisco niet opeens Amsterdammer zijn en een Berlijner eveneens weten dat hij geen Amsterdammer is. De suggestie wordt echter op een vriendelijke en uitnodigende manier gewekt en onbewust zal de deelnemer met de boodschap aan de hand gaan.

IAmsterdam is één van de meest krachtige merken van de stad en dat maakt het automatisch tot een marketingsucces. De borden, of delen daarvan, worden met enige regelmaat ontvreemd, wat eveneens blijk geeft van de grote populariteit. Of de makers echter stil hebben gestaan bij de psychologische en sociologische achtergrond en betekenis van de woorden blijft gissen. Wat zeker is, is het feit dat zij een dergelijke uitwerking wel hebben. Sociologisch vanwege de ‘showfactor’ bij vrienden en bekenden, niet om ze jaloers te maken, maar om zelf iets te hebben te laten zien. Psychologisch vanwege de uitwerking die de woorden I en Amsterdam samengevoegd hebben: IAmsterdam.

Amsterdammers hebben IAmsterdam helemaal niet nodig. Integendeel, echte Amsterdammers hebben de stad zelf en willen alles behalve een bevestiging van dit feit in daarvoor opgerichte slogans of monumenten. Dat is de stad zelf al.

Gepubliceerd in Sociologisch Mokum, juni 2010

Posted in Overig | Tagged , | Leave a comment

De utopie van de utopie

Vraag een willekeurige winnares van een missverkiezing naar haar droom en het antwoord is steevast ‘wereldvrede’. Hoewel wij – weldenkende mensen – het arme meisje als dom en naïef bestempelen, zouden wij maar wat graag allemaal in haar utopie geloven. Wereldvrede: geen oorlog, geen onschuldige slachtoffers en bovenal veel meer liefde voor elkander, wie wil dat nu niet? Zij het dat naast het feit dat dit volkomen onhaalbaar is, deze utopie ook nog eens volkomen onbedachte gevolgen teweeg kan brengen. In een utopische wereldvisie kunnen zeker haalbare doelen gesteld worden, op zowel politiek, economische als sociaal vlak, maar niemand staat stil bij de eventuele gevolgen. Levensgevaarlijk, zo’n utopie.

Een ideale samenleving waarbij iedereen elkaar vrij laat, maar wel oplet en voor zijn medeburgers klaarstaat. Iedereen werkt hard, heeft geen overmatige begeerte en heeft alles wat ze nodig hebben in de vorm van liefde en enkel de noodzakelijke levensbehoefte. Er is geen onderscheid meer en racisme of antisemitisme is verleden tijd. Geweld is overbodig geworden, we vormen met zijn allen immers één groot rijk, zonder grenzen. Onmisbaar bij deze utopische samenleving is uiteraard klassenloosheid. De maatschappijvorming die echter door Karl Marx in Das Kapital uiteengezet werd, mondde uit in communistische staatsvormen met dictatoren, iets wat ook niet bepaald als utopie bestempeld kan worden. Klassenloosheid is in een kapitalistische wereld evenmin haalbaar, dus blijft – naast complete anarchie – alleen de optie voor een puur socialistische staat over. We moeten echter onderkennen dat de kernwaarde van zo’n staatsvorm  – gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en solidariteit – mooi klinken, maar in de praktijk door weinigen actief beleefd wordt. Een staatsvorm verzinnen voor onze utopische wereldvisie brengt, zo is in de historie gebleken, met name spanningen en strijd met zich mee. Wellicht kunnen we op dat vlak beter iedereen nog even voor zichzelf laten bepalen.

Maar oorlogen uitbannen, dat moet toch wel mogelijk zijn? Als iedereen het met elkaar eens is en ongelijkheid, geloof of meningsverschillen niet meer zullen leiden tot geweldsuitbarstingen, dan kunnen we toch alle wapens gewoon weggooien? Dat brengt ons natuurlijk tot het punt dat we ervan uit moeten gaan dat de mens van nature niet goed, maar slecht is, en er dus maar één iemand nodig is die zijn wapens niet weglegt en de macht opeist. De wereldbevolking kan beter één leider als machtigste aanwijzen en die persoon met alle wapens van de wereld de orde laten bewaren over al deze machteloze pionnen. Opstand gegarandeerd, naast de vraag wie dan wel die leiderschap op zich zou moeten nemen. Wellicht kunnen we op dat vlak ook beter iedereen nog even voor zichzelf laten bepalen.

We kunnen op zijn minst proberen in een utopische wereldvisie de aarde te sparen. Minder gebruik van de planeet en meer gebruik van zon –en windenergie; groen. Maar op het ecologische vlak komen de problemen van onze huidige maatschappij direct om de hoek kijken. We kunnen niet zonder het gebruik van edelmetalen en zeldzame aarde wordt tegenwoordig meer dan ooit gebruikt om ons aller iPods, smartphones en hippe mini-laptops te laten draaien. Weinig kans dat daar in de toekomst verandering in zal komen, tenzij we straks onze auto’s niet alleen kunnen laten rijden op waterstof, maar ze er ook van kunnen fabriceren. Onze planeet lijkt alleen maar meer achteruit te gaan, zeker als de wereldleiders het niet met elkaar eens worden. Verdragen en bijeenkomsten te over om een halt aan het misbruik van onze fossiele brandstoffen toe te roepen, maar een samenwerking tussen zoveel verschillende landen is een utopie op zich. Het effect lijkt averechts, want  – net als vroeger op de basisschool – lijkt iedereen te denken ‘als zij het doen, doen wij het ook’. De een zijn vooruitgang, is de ander zijn achteruitgang. Wellicht kunnen we op dat vlak ook maar beter iedereen nog even voor zichzelf laten bepalen.

Op zowel sociaal, economisch, politiek als ecologisch vlak lijkt een samenwerking, een compromis of enkel een beetje compassie al een utopie. Niet alleen de inwoners van ons eigen koude kikkerlandje worden individueler, de hele wereldbevolking is steeds meer in zichzelf gekeerd. Iedere utopische oplossing van de grote problemen van deze wereld, lijkt meer problemen met zich mee te brengen. Hoe mooi is het om te dromen van een utopie, om net niet diep genoeg in dromenland te zijn om te beseffen dat het echt een utopie is. De nadelen van deze perfecties lijken er wellicht met de haren bijgesleept, maar maken de utopie wel tot datgene wat het daadwerkelijk is: een droom. Een levensgevaarlijke droom, waarvan de gevolgen niet te overzien zijn. Laten we wereldvrede maar overlaten aan de winnares van de missverkiezing.

Gepubliceerd in Sociologisch Mokum, maart 2010

Posted in Overig | Tagged , | Leave a comment

Is de HvA onveilig?

Of zijn wij gewoon zo onoplettend…

Als student spendeer je heel wat tijd in de collegebanken, studieruimten en kantines van de verschillende gebouwen van de HvA. De meeste van ons zullen zelfs meer tijd hier dan in onze krappe kamer doorbrengen. Waarom doet iedereen die dan wel altijd goed op slot, terwijl er op de hogeschool roekeloos met de laptop, portemonnee en rugtas omgesprongen wordt? Volgens hoofd veiligheid & beveiliging van de HvA Mike van Drongelen omdat het besef en de bewustwording nog ontbreken. “De HvA niet is onveiliger dan andere hogescholen, maar iedereen moet wel zijn gezonde verstand gebruiken”.

Wanneer we het over veiligheid hebben, dan zijn er een aantal categorieën: de veiligheid van jezelf – oftewel hoe veilig voel je je op de HvA en hoe veilig is de HvA – en de veiligheid van je spullen; hoe groot is de kans dat er iets van me gestolen wordt? Met beide categorieën zit het volgens Mike wel goed, maar toch zijn er een aantal aspecten aan de veiligheid die in acht genomen moeten worden. “Als we het hebben over de veiligheid van personen, dan doet de HvA alles wat in haar macht ligt. We kunnen moeilijk iedereen die naar binnen gaat fouilleren en detectiepoortjes neerzetten, want dat is ook zeker niet nodig. Wanneer we het over geweld hebben, dan hebben we het over incidenten die overal en altijd voorkomen. Helaas is dat niet buiten te sluiten. Uiteraard zit het met de veiligheid van de HvA gebouwen ook goed, anders zouden deze nooit door een inspectie komen. Het is vooral de veiligheid van ieders spullen waar mensen zich in vergissen, daar mist nog een groot deel bewustwording voor zowel studenten als docenten.”

Met deze bewustwording doelt Mike met name op de onwetendheid van docenten en studenten en hun onterechte gevoel van onschendbaarheid als het over hun spullen gaat. “De HvA mikt op openheid en transparantie, één van de redenen dat de detectiepoortjes die eerder geplaatst waren weer weggehaald zijn; het schepte een verkeerd beeld. Dit betekent nu alleen wel dat iedereen de HvA gebouwen in en uit kan lopen, ook als zij er niets te zoeken hebben. Daarmee dus ook kwaadwillende. Als mensen dus hun laptop, mobieltje of portemonnee niet goed opbergen, dan kan deze gestolen worden.” Volgens Mike moet de HvA daarom gezien worden als een kleine stad met 40.000 studenten en 2700 medewerkers. Hierbij wordt 95 procent van de diefstallen intern gepleegd, met slechts uitzonderingen waar mensen van buiten inbreken en spullen ontvreemden. “Met passieve infraroodmelders op de gangen en het trappenhuis is de HvA na sluitingstijd een moeilijke prooi, maar tijdens openingstijden kan er van alles gebeuren. De oude gebouwen waar wij in gevestigd zijn, zoals de Leeuwenburg, zijn er niet op gemaakt om gedeeltelijk af te sluiten, dus heeft iedereen toegang tot alle verdiepingen.”

Daarom wilt Mike een betere concentratie op locaties, zodat bijvoorbeeld het Singelgrachtgebouw dicht kan en alle avondcolleges in de Leeuwenburg plaatsvinden. Op deze manier kan er veiliger, efficiënter en milieubewuster (dus groener) gewerkt worden. Een win-win situatie waar helaas al een jaar niets mee gedaan is. Voor wie echter dacht dat alles op de HvA geregistreerd werd door camera’s: helaas. De camera’s die er hangen zijn er voor het overzicht en kunnen moeilijk gebruikt worden om een dader te herkennen. “Daar is het geld niet voor”, geeft Mike eerlijk toe. “Van die CSI trucjes zijn niet bedoeld voor hogescholen, ze hangen er om een globaal beeld te registreren, niet om daders mee op te sporen.” Wederom stuurt Mike aan op de bewustwording van de studenten en docenten. “Wanneer men meer tijd in een gebouw besteed, raakt men meer betrokken. Iedereen kan dus beter voorkomen dan genezen en daarom de huisregels in acht nemen en goed op zijn eigen spullen letten. Wanneer de gelegenheid om te stelen niet geboden wordt, dan is het ook een stuk minder aantrekkelijk om op zoek te gaan naar een buit.” Het is daarom met name tijdens de Intreeweek dat veel eerstejaars het slachtoffer worden. Rechtstreeks uit moeders schoot op het platteland alleen naar de grote stad, waar veel vijanden zitten. Hoewel het zwartgallig klinkt, is het de harde werkelijkheid. “Mensen zijn naïef (en daarmee niet alleen de eerstejaars) als het om de eigen veiligheid en eigendommen gaat.”

Maar voel je als student alsjeblieft niet al te erg aangesproken; het zijn met name de docenten die de fout in gaan. “Binnen drie maanden na afgifte van een nieuwe sleutel, is deze alweer corrupt. Dat betekent dat docenten zich veilig voelen in hun eigen kamer, maar dat alleen de sleutel eigenlijk helemaal geen veiligheid biedt. Toch laat iedereen zijn laptop maar gewoon erin staan, of doet de kamerdeur niet eens op slot, omdat ze alle collega’s vertrouwen.” Mike streeft er daarom naar alle nieuwe locaties van de HvA sleutelloos te maken en te gaan werken met elektronische kaarten. “De Amstelcampus bijvoorbeeld wordt helemaal naar deze veiligheidsmaatstaven ingericht, maar het is de investering in oude gebouwen niet waard. Het moet toch uit de mensen zelf komen, en toegegeven, een student is nog een stuk makkelijker op te voeden dan een docent.”

Gepubliceerd in Havana, november 2009

Posted in Overig | Tagged , , | Leave a comment

The ganja planter

‘Mzungu, you wanna buy ganja? Good ganja, real Uganda ganja.’

Een veertien jarig jochie probeert mij te overtuigen zijn wiet te kopen. Als blanke westerling, een mzungu, krijg je er in Uganda dagelijks mee te maken. In Kabale, een dorp op zes uur rijden van de hoofdstad Kampala ging ik op zoek naar de oorzaak, het gevolg en de oplossing van straatkinderen die verslaafd zijn aan Ganja.

Het gebruik van ganja onder straatkinderen en het dealen van de drug is een probleem dat Uganda al jaren teistert. De ganjagebruikers zijn te verdelen in twee groepen. De eerste en grootste groep is die van de straatkinderen. Van de bijna driehonderdduizend kinderen in Kabale district (zesenvijftig procent van de totale bevolking) vallen er veertigduizend  in deze categorie. Het zijn vaak wezen vanaf een jaar of negen wiens ouders aan AIDS of andere ziektes overleden zijn. Door het wegvallen van hun ouders belanden deze kinderen al snel op straat waar ze in de handen vallen van oudere straatkinderen.

Het grote gevaar bij dergelijke straatkinderen is dat het drugsgebruik vaak in combinatie gaat met misdaad. Zo neemt het  aantal drugsgerelateerde misdaden jaarlijks toe. Roofovervallen, diefstal en verkrachting worden door oudere gebruikers aangemoedigd waardoor velen vervallen in een steeds dieper dal van ellende en misère.

Ontmoetingsplaats 

Op een stenen muurtje bij het afgelegen Kirigime Guesthouse zitten de drie jongens wat te giechelen. Naast hen staat een wat oudere man met een boda boda (motortaxi) die als tussenpersoon dient. Van de jongens ziet Alex (15) er het meest uit alsof hij al jaren in een kolenmijn gewerkt heeft, terwijl hij ‘pas’ een jaar gebruikt. Henry (16) is echter al het langst verslaafd aan ganja, hij gebruikt het dagelijks vanaf zijn negende. De oudste is Robert-Emanuel (17), die al drie jaar om dezelfde reden als de andere jongens ganja rookt: er is niets en niemand die hem tegenhoud.

Alle drie de wezen verklaren dat ze te veel van ganja houden om er mee te stoppen.  Zonder eerst wat ganja  te hebben gerookt kunnen ze niet werken, slapen of normaal functioneren. “Het begon met vriendjes van dezelfde leeftijd”, vertelt Henry. “Sommigen van hen stopten met ganja, anderen gingen door. Ik ben nooit naar school gegaan, daar had ik geen geld voor.” “Het zelfstandig leven in de stad is moeilijk”, zegt Robert. “Met mazzel verdien ik vijfhonderd shilling per dag (twintig cent) met allerlei rotklusjes. Daarvan kan ik dan sowieso ganja kopen en wellicht wat te eten. Wat er over is spaar ik op voor kleding.” Robert is de enige van de drie die wel eens is opgepakt wegens het roken van ganja. “Ik ben minderjarig dus ze kunnen me niets maken”, biecht hij op. “Ze hebben me een nacht in de cel gezet en de volgende dag stond ik alweer buiten. Ik ben niet bang voor een straf of een boete, ik heb toch niets te verliezen.”

Zonder mij aan te kijken doet Alex zijn verhaal. “Dankzij het roken vergeet ik mijn zorgen. Ik word er sterker van, zodat ik kan werken om geld te verdienen. Dat ik vaak geen geld heb voor eten, vergeet ik wel door te roken.” De jongens beamen dat als er toezicht en geld was geweest ze wellicht niet aan de drugs waren gegaan. Zo is Henry wel geïnteresseerd in sport en wil Alex best gitaar leren spelen, maar daar is geen geld, tijd of plaats voor in hun huidige leven.

Onoplosbaar probleem

De politie staat machteloos tegen het ganjagebruik van de straatkinderen. Twinomucu-Mguzu Wiily is in charge of narcotics, oftewel drugsexpert bij de politie in het Kabale district. Cijfers heeft hij niet ‘beschikbaar’, wat eigenlijk al genoeg zegt, dus moet ik hem maar geloven op zijn expertise. “Tegen minderjarige drugsgebruikers kunnen we gewoon niet optreden”, verzucht hij. “We moeten gebruikers op heterdaad betrappen, anders kunnen we ze niet oppakken. En als we wel iemand oppakken, staat die persoon de volgende dag weer op straat, aangezien de borgtocht nul shilling bedraagt.”

Het oppakken van de straatkinderen helpt maar zelden bij het vinden van een dealer of kwekerij te vinden. Slechts tien procent van de plekken waar ganja wordt verbouwd zijn bekend bij de politie. Omdat veel straatkinderen willen blijven gebruiken en toch wel vrijkomen, geven ze zelden informatie vrij. ‘De ouders kunnen niet aansprakelijk gehouden worden voor de daden van hun kind’, aldus Wiily, ‘als de ouders nog leven, dan verklaren ze dat hun kinderen door de drugs gek en onderhoudbaar zijn geworden. De kinderen zijn zelf verantwoordelijk.’ Toch is er een lichtpuntje. In de belangrijkste leeftijdscategorie, van twaalf tot vijfentwintig, daalt het aantal ganjagebruikers.

Hoofdcommissaris Asimwe Kadiri van het Kabale district weet precies waar het probleem ligt. “De gemeenschap ziet drugsgebruik onder straatkinderen als een probleem van de politie, terwijl het een maatschappelijk probleem is. De gemeenschap is medeverantwoordelijk voor het aangeven van gebruikers.” Volgens de hoofdcommissaris is de politie de enige die wat doet aan het probleem. Door de media wordt er maar op zeer kleine schaal aandacht aan besteed.

“Mensen grijpen pas in wanneer ze zelf slachtoffer worden van een misdaad of verkrachting door een ganjagebruiker. Het hele korps helpt mee aan de strijd tegen drugsgebruik, maar we hebben maar twee specifieke drugsspecialisten. De opleiding hiervoor is erg duur en geld hebben we niet”, aldus Kadiri, die de lokale politiek verantwoordelijk houdt voor de gang van zaken. “Ze besteden geen aandacht aan het drugsprobleem en zijn bang om erover te praten. Politici denken alleen maar aan het winnen van de volgende verkiezingen. Straatkinderen en drugsgebruik staan niet hoog op de agenda, dus zal het nog wel even duren voor wij als politiekorps meer geld krijgen voor de bestrijding ervan.”

Ondergeschoven probleem

Sinds het aantreden van president Museveni zijn verschillende belastingen afgeschaft of verlaagd, waaronder de inkomstenbelasting en belasting op boda boda’s. Hierdoor is minder geld te besteden aan de bestrijding van drugsgebruik onder straatkinderen. Het beperkte budget is het voornaamste probleem in de ganjabestrijding.

“We moeten de oorzaak van het probleem oplossen, niet aan het probleem zelf werken, zegt Byamucisha Sentaro, chairperson Central Division van het Kabale district, de lokale overheid. “Volledige controle krijgen op de situatie is een utopie. Er zijn wel programma’s gestart om straatkinderen van de straat te halen door middel van sport, muziek en cultuur, maar deze activiteiten zijn nog veel te schaars. We moeten van beneden af omhoog werken om het probleem tegen te gaan.”

Sentaro bedoelt dat er gewerkt moet worden aan het verhogen van de inkomens, de landbouwproductie en de infrastructuur. Als de armoede in het district verminderd, zullen er minder kinderen op straat belanden en dus ook minder kinderen ganja gebruiken. “We hebben ideeën voor afkickklinieken en counseling, maar daar is geen geld voor. We hebben te maken met veel limieten. We kennen het probleem, het hoe en waarom en we weten de oplossing, helaas is deze niet haalbaar. We worden afhankelijk van binnen- en buitenlandse NGO’s. Deze helpen momenteel wel de straatkinderen, maar moeten gaan helpen aan de bron, de oorzaak van het probleem.”

Scoren met ganja 

Ondanks het feit dat ganjagebruik onder straatkinderen dus een levensgroot gevaar vormt, blijft het een deel van de Ugandese cultuur. Toeristen, backpakkers en vrijwilligerswerkers blijven veelvuldig gebruik maken van de goedkope ganja die overal door straatkinderen aangeboden wordt. In de Ugandese hitlijst staat Malon Usher momenteel in de top drie met zijn nummer They Call Me The Ganja Planter, wat in elke discotheek in Kabale door iedereen met volle borst wordt meegezongen. Iedereen wil een Ganja Farmer genoemd worden, niet beseffend dat die troep voor de straatkinderen een kwestie van leven en dood is.

Gepubliceerd in Join, september 2007

Posted in Overig | Tagged , , | Leave a comment