Tag Archives: Menu

Nicolas Silberfaden

Superhelden zijn stoer, sterk en meestal onoverwinnelijk. Niet bepaald de types die je daarom vaak ziet huilen. Wel in de serie ‘Huilende Superhelden’ van Nicolas Silberfaden. Hij legde hun emoties bloot en laat de andere kant van deze superhelden zien.

Natuurlijk draait het bij ‘Huilende Superhelden’ om look-a-like’s die je overal in de straten van Los Angeles en Hollywood ziet lopen. Nicolas Silberfaden heeft er een handje van aparte en gewaagde projecten te starten: eerder ging hij verkleed drie maanden undercover bij paparazzi om hun persoonlijke verhaal te fotograferen. De Argentijn, die oorspronkelijk economie studeerde, verhuisde naar Los Angeles om daar zijn eigen ‘American Dream’ na te streven. Het leverde hem sowieso een plekje op in de volgende American Photography Photo Annual en het zoeken naar impersonatoren gaat door.

“Eigenlijk is het concept voor ‘Huilende Superhelden’ ontstaan uit meerdere ideeën”, legt Nicolas uit. “Het is een serie geworden over dingen die mij bezighouden. Zo ben ik geïntrigeerd door superhelden en vroeg me altijd af wat ze eigenlijk precies waren, waarom ze altijd winnen en waarom wij ze eigenlijk nodig hebben.” Het thema van ‘gevallen’ superhelden die een potje aan het janken zijn, weerspiegelt volgens Nicolas daarnaast ook de hedendaagse culturele en economische crisis in de Verenigde Staten. “Je mag het dus ook beschouwen als een kritiek op de Amerikaanse manier van denken en geloven dat alles vanzelf wel weer goedkomt. Dat uiteindelijk de ‘good guy’ altijd wint.”

Nicolas kan nog een waslijst aan redenen verzinnen waarom dit project op de hedendaagse Amerikaanse samenleving slaat, maar naarmate het project vorderde wijzigde hij ook het originele concept. “Die is geëvolueerd in nieuwe ideeën. Zo wil ik nu bijvoorbeeld ook nog de persoon achter het masker fotograferen. Hiermee wil ik aantonen dat iedereen meerdere ‘persoonlijkheden’ heeft. Superman is natuurlijk ook journalist en sommige van de look-a-like’s hebben zelfs wel twee banen ernaast.” Iedereen heeft een familie te onderhouden, dromen waar te maken en zijn goede en slechte kanten. Nicolas wil meer over hun te weten komen en zo transformeerde het project van een metafoor van de gevallen superheld naar een meer letterlijke representatie van hun strijd, leven en dromen en die van de alledaagse Amerikaan.

“Iedereen die ik heb geportretteerd heeft zijn kostuum op de één of andere manier gebruikt om geld mee te verdienen”, vertelt Nicolas, die oprechte emoties bij zijn onderwerpen los wilt maken. “Of ze nu regelmatig poseren op straat, verjaardagsfeestje aflopen of werken bij Disneyland, ze zijn allemaal in de huid van hun alterego gedoken. Gelukkig wilde ze allemaal graag meewerken toen ik ze vertelde over het project, iedereen was enthousiast!” Dat het er in de studio zo ‘oncomfortabel vrij’ aan toe zou gaan, had Nicolas niet kunnen voorspellen. “Op wat commercieel werk na had ik nooit een eigen project in een studio geschoten. Ik vind het wel interessant om mezelf in situaties te brengen die ‘anders’ zijn en waar ik zelf een oplossing voor moet vinden. Hetzelfde geldt op dat moment namelijk voor mijn onderwerpen; je doet de deur dicht en staat in een kamer vol met licht, een fel oranje achtergrond en slechts één ander persoon, verkleed als Batman.”

Voor Nicolas draait het om het creeëren van een goede atmosfeer en een gevoel waarbij ze zich beide vrij voelen en waar niemand oordeelt. “Triestheid”, beschrijft hij zelf, “die prachtig contrasteert met hun stoere outfits en kleurrijke achtergrond.” Voor hem zijn ze beide vreemdelingen, die aan het eind van de sessie een band hebben in een zeer diepe, passievolle, maar onverklaarbare manier.

Voor Nicolas is dit project pas net begonnen, maar ondertussen is hij al wel druk bezig met research voor zijn volgende onderwerp. “Dat is dan toch weer het mooie van leven in de Verenigde Staten. Het is een creatieve en invloedrijke plaats die je constant op het scherpst van de snede houdt. Daar hou ik van.”

Foto’s © Nicolas Silberfaden

Posted in Interviews, Photography | Tagged , , | Leave a comment

Vernieuwing voert boventoon in Arles

Tijdens je zomervakantie een fotofestival bezoeken is geen straf. Zeker niet als dat fotofestival zich in het idyllische Franse stadje Arles bevindt. Zoals de stier op de poster verklapt is het thema van dit jaar Mexico, terwijl de nadruk van het jaarlijkse festival deze keer ligt op het gebruik van internet. Wellicht niet ieders smaak, maar dermate interessant dat het iedere fotograaf er in ieder geval wat van op kan steken.

Een stad die tweeënhalve maand volledig in het teken staat van fotografie, zo is Arles het best te beschrijven. Tijdens het Les Rencontres D’Arles Photographie is er geen eeuwenoud klooster, kerk of andere historische plek te vinden waar geen foto’s hangen. De looproute van het festival beslaat vrijwel de gehele binnenstad en dan hebben we het nog niets een gehad over het immense Parc des Ateliers, waar de grote tentoonstellingen te vinden zijn. Een stuk minder sfeervol, zo’n oude treinremise, maar daar bevindt zich dan ook het vernieuwende gedeelte van het festival. Eerst maar even een bezoekje aan het centrum van de stad waar Vincent van Gogh drie jaar van zijn leven doorbracht.

In Arles heb je een aantal keuzes hoe je de tentoonstellingen wilt bekijken. Je kan natuurlijk een keus maken en overal los voor betalen, maar dan wordt het wel een puzzelwerk. Veel beter is het aanschaffen van een dagkaart. Je kan ook kiezen voor een weekkaart, maar het gros van de bezoekers – het grote publiek – zal  aan één dag genoeg hebben om zowel de hoogtepunten als een aantal kleinere tentoonstellingen op een relaxte manier te bekijken. Alleen de echte specialisten zullen blijven hangen en alles uit willen pluizen. Terecht: het door Unesco tot werelderfgoed benoemde Arles is sowieso een aantrekkelijke stad en het perfecte decor voor een dergelijk festival, dus wat langer blijven hangen is volkomen begrijpelijk.

Binnen het thema Mexico vallen negen tentoonstelling, plus eentje van de buitencategorie die later aan bod komt. Zo hangen in het klooster van Saint Trophime – een schitterende locatie – tien beelden waarmee de Mexicaanse fotograaf Fernando Montiel Klint religieuze boodschappen uitbeeldt. Hij gebruikt hiervoor overdreven veel kunstlicht, waardoor de in scene gezette beelden hun connectie met religie bijna verliezen. Een wereld van verschil met de tentoonstelling ‘101 Tragedies’ van de eveneens Mexicaanse Enrique Metinides. Van zijn hand komen enkel keiharde, rauwe beelden van ongelukken, misdaden, zelfmoorden en ander onheil. Niet voor de zwakke maag, maar uiterst bewonderenswaardig. Als er iemand op het juiste moment op de juiste plek was gedurende zijn dertig jaar durende loopbaan, dan was het deze man wel. Misère vastgelegd in gruwelijke beelden, voorzien van gortdroog commentaar van de maker.

Wederom een andere kant van fotografie in Mexico wordt belicht in het Espace van Gogh. Daar draait alles om de revolutie die aan het begin van de twintigste eeuw in het land plaatsvond. Aan de hand van verschillende fotografen – waaronder veel oud, maar ongedateerd werk – wordt een volledige geschiedenis van deze wereldschokkende revolutie gevormd. Ondanks de leeftijd van de foto’s zijn deze prachtig scherp en missen ze geen enkel detail. Als eerste in zijn soort vormt de tentoonstelling een iconisch overzicht van een van de belangrijkste periodes uit de Mexicaanse geschiedenis. Wat ons direct brengt op de ‘Mexico-tentoonstelling’ van de buitencategorie, te vinden in het prachtige Musee Départemental de L ‘Arles Antique, net buiten het centrum: Robert Capa’s Mexican Suitcase.

De ‘verloren’ koffers van één van de grootste namen uit de fotografie vormen een erg indrukwekkende voorstelling en een klassiek overzicht van een oorlog (de Mexicaanse burgeroorlog) die door geen ander zo goed in beeld is gebracht. Wederom iconische beelden, waarvan het een wonder dat ze zolang verborgen zijn gebleven. Het is daarnaast moeilijk voor te stellen dat al dit werk uit slechts twee koffers komt. Naast uitvergrote contactsheets bevat de tentoonstelling ook veel beelden van het prachtige ‘stelletje’ Capa en Gerda Taro en mooie portretten van een hun partner Chim (David Seymour). De tentoonstelling biedt een goede afwisseling tussen de contactsheets en vergrote afbeeldingen, zodat er een mooi contrast ontstaat. Dat het een van de meest populaire tentoonstelling is lijkt niet verwonderlijk: het is de eerste keer – na New York – dat de exhibitie in Europa te zien is.

Van de ene uithoek van de stad is het zowaar het meest logische de andere uithoek te bezoeken: het Parc des Ateliers. Deze biedt namelijk plaats aan een andere hoofdtentoonstelling: het spraakmakende From Here On. In een grote ruimte, industriële ruimte zijn daar veel experimentele fotografieprojecten samengevoegd, allemaal samengesteld uit beelden van het internet. Of het nog fotografie is als je op zoek gaat naar mannelijk geslachtsdelen en deze verzamelt, of Google’s Streetview afspeurt op zoek naar straatprostituees is de vraag, maar het zal iedere fotograaf in ieder geval aan het denken zetten. Het is een manifest, ondertekend door de vijf curatoren van het festival en ondersteunt door maarliefst 36 verschillende fotografen (waaronder een groot aantal Nederlanders). Ondanks het Mexicaanse thema is het toch de gedachte aan deze ‘geplukte’ beelden die het meest bijblijft. Vernieuwing vormt, zeker gezien het formaat, de boventoon in Arles dit jaar, waarbij internet een immens grote rol speelt.

Dezelfde kentering is te zien in de aangrenzende Grande Halle, waar de winnaars van de Point of View 2011 Discovery Award hangen. Onder het opkomende talent zitten zoals ieder jaar zowel uitblinkers als tegenvallers, met het werk van de Zwiters-Kameroense duo Jean-Luc Cramatte en Jacob Nzudie met ‘Supermarket’ als uitblinker aan de ene kant en de Amerikaanse Penelope Umbrico aan de andere kant. Originaliteit tegenover banaliteit, waarbij voor de laatste het internet wederom als grote inspiratiebron diende. Het talent van dit jaar is eveneens erg breed en experimenteel bezig geweest, met een breed scala aan interessante onderwerpen. Is de uitwerking van een reis langs de Amerikaanse westkust van de Amerikaan David Horvitz daarin zeer geslaagd, de Italiaan Domingo Milella slaat met zijn antropologische kijk op landschappen de plank mis.

Wat je aan het eind van zo’n goed gevulde dag nog gemist heb? Een indrukwekkend retrospectief van het werk van de 90-jarige Franse fotograaf Chris Marker bijvoorbeeld, waarin te zien is waarom Parijs zijn grote inspiratiebron vormt. Maar in het Église des Trinitaires mag ook ‘The History of Monuments’ van de Chinese Wang Qingsong niet gemist worden. Al was het alleen al vanwege het feit dat het een foto van 42 meter in lengte betreft waarvoor tweehonderd mensen twee weken model gestaan hebben. Modelfotografie 2.0.

Ook mag de aandacht die dit jaar uitgaat naar het New York Times Magazine niet vergeten worden. Op het festival wordt een mooi overzicht gegeven van de aandacht die het tijdschrift door de jaren heen aan fotografie heeft besteedt aan de hand van pagina’s uit het tijdschrift. Ook Erwin Olaf’s ‘Young Gay Rites’ maakt onderdeel uit van de serie. Naast de vele verschillende onderwerpen die zij hebben belicht wordt er ook uitleg gegeven over hun werkwijze (waaronder tijdens 9/11) en de keuzes die zij dag in dag uit moeten maken. Werken in de fotografie blijkt na het zien van de tentoonstelling(en) toch een stuk lastiger dan in eerste instantie gedacht.

Posted in Events, Photography | Tagged , , | Leave a comment

Eric Tabuchi

Beter goed gejat dan slecht bedacht, klinkt het welbekende spreekwoord. Dat gaat zeker op voor de ’26 abandoned gasoline station’-serie van Eric Tabuchi. Rechtstreeks afgekeken van Ed Ruscha, maar met een eigen stempel. En tekenend voor zijn overige werk.

Onderweg, dat is Eric Tabuchi veel. De Fransman kent niet alleen de Europese wegen goed, ook de Amerikaanse highway’s hebben geen geheimen voor hem. Hij put veel inspiratie uit het land, waar eigenlijk iedereen migrant is. Het gevoel niet op één plaats thuis te horen, speelt overduidelijk mee in zijn werk. ‘Ik heb een Japanse vader en een Deense moeder, daardoor ken ik het constante gevoel nergens bij te horen. Die eenzaamheid – ondanks dat ik mezelf wel als een Franse fotograaf beschouw – komt terug in mijn foto’s.’

Ondanks zijn hang naar de Verenigde Staten, schiet hij al zijn foto’s binnen een 250 kilometer radius rond Parijs. Voor Eric een gebied waar hij zo bekend mee is, dat hij de Franse route nationale op zijn foto’s kan doen voorkomen als een verlaten interstate. Zoals bijvoorbeeld voor zijn series ’26 abandoned gasstation’ en ‘Alphabet truck’. Beide gebaseerd op door anderen geproduceerde series.

26 abandoned gasstations

‘Tijdens mijn vele reizen door Frankrijk heb ik een toenemend aantal verlaten tankstation langs de nationale wegen gezien’, legt Eric zijn reden voor het maken van ’26 abandoned gasstations’ uit. ‘Dit thema interesseert me omdat het gaat om een verandering: die van het einde van een zekere gouden tijd van de auto als symbool van de vooruitgang. Maar ik heb de neiging te zeggen dat het niet alleen een documentaireproject is, maar ook een vormproject over het vluchtige moment waarin dingen verdwijnen.’

Met een compleet andere insteek en afwijkende achterliggende gedachte, stortte Eric zich van 2002 tot 2008 op een project vrijwel identiteit aan dat van Ed Ruscha. Begin jaren zestig fotografeerde hij namelijk 26 benzinestations, om in april 1963 zijn eerste fotoboek ‘Twentysix Gasoline Stations’ in eigen beheer uit te geven. Dit boek biedt precies wat de titel suggereert, net zo goed als dat bij het werk van Eric het geval is. Ruscha reisde door de VS, Eric deed hetzelfde in Frankrijk. Saillant detail: beide boeken werden in een gelimiteerde oplage gepubliceerd en zijn nu gewilde verzamelobjecten.

Jatwerk

Terwijl Ruscha in bedrijf zijnde benzinestations vastlegde, deed Eric dat met verlaten exemplaren. Klein verschil, grote gevolgen. Toch komt het overeen met zijn voorgangers werkwijze: serieel en systematisch. ‘Op die manier stelde ik mezelf in staat om het onderwerp op afstand te houden. Ik hou vast aan het idee dat mijn werk als object een formalistische en leesbare dimensie behoudt. Refereren aan het werk van Ed Ruscha was voor deze serie een logisch gevolg; de foto’s zijn eigenlijk reproducties.’

Toch kwam Eric niet pas op het idee na het zien van de foto’s van Ruscha. Hij fotografeerde immers al vele jaren verlaten benzinestations. ‘Vele zijn zowaar omgetoverd, soms tot bakkerij, kruidenierswinkel, restaurant en zelfs tot begrafenisonderneming. Deze ondernemingen, in tegenstellingen tot de grote oliemaatschappijen, onthullen een knutselwerk; een individueel initiatief. Ze illustreren perfect de zegswijze dat de natuur geen leegte verdraagt.’ Geen regulier jatwerk dus, niet eens een aanleiding. Net als zijn eerdere serie ‘Alphabet truck’ vormt andermans werk slechts een aanknopingspunt.

Alphabet truck

Wie kent het alfabet-spel niet van lange autoritten? Het perfecte middel om totale verveling te voorkomen en voor een fotograaf als Eric een mooie aanleiding voor een serie: Alphabet truck. Net als ’26 abandoned gasstations’ speelt het zich af langs (of dit keer op) de Franse snelwegen en refereert het eveneens naar een eerdere publicatie van een kunstenaar. Nu zeggen de boeken The back of trucks passed while driving from Los Angeles to Santa Barbara van John Baldessari en Auchan, the letters of Claude Closky, ons wat minder dan een fotograaf als Ed Ruscha, maar de overeenkomsten zijn onmiskenbaar.

Iedere foto in de serie is identiek als het gaat om schaal, compositie en belichting. Alleen de vrachtwagen, de weg en de letter zijn anders; bijna onzichtbaar. Eric ziet het als een bijna filossofisch project: ‘Het is een typologie van vrachtwagen-typografie. Door middel van taal (het alfabet) en verplaatsing (vrachtwagens) stel ik eigenlijk – buiten de gebaande paden – vragen over lidmaatschap, identiteit en educatie.’ Diepe gedachten, die Eric wederom in een serie heeft duidelijk proberen te maken. ‘Beide series liggen daarnaast in een tijdelijke tussenvorm; tussen verschijning en verdwijning. Ik ben gefascineerd door dat wat onstabiel is.’

Boodschap

Naast een fascinatie voor onstabiliteit, blijkt Eric ook uitermate geboeid te zijn door verlaten plekken. Als het even kan, lijkt het ook nog op een maanlandschap. ‘Soms heb ik zin om dat wat er lelijk uit kan zien mooi te maken. Dat is mijn manier om de gelaatsuitdrukking die men overdraagt op onze leefomgeving te veranderen.’ Hij maakt, op bijna ‘ondergrondse’ manier, een portret van een breekbare en wankele identiteit, zoals zijn eigen driedubbele.

Een directe boodschap – ondanks de filosofische – heeft Eric niet met zijn series. ‘Ze laten gewoon dingen dien zonder een oordeel te vellen’, relativeert hij. Hij noemt zichzelf dan ook geen fotograaf, maar kunstenaar die met fotografie werkt. ‘Mijn werk hangt tussen nostalgie en nieuwsgierigheid, de foto’s laten een gebied zijn dat zich ontwikkelt, dat zich probeert aan te passen en dat nog niet is voltooid.’ En daarmee is het werk van Eric Tabuchi ook lang niet af.

Foto’s © Eric Tabuchi

Posted in Interviews, Photography | Tagged , , | Leave a comment

Mariken Wessels

Over het algemeen vul je een fotoboek met je eigen foto’s. Logisch, maar niet voor Mariken Wessels. Zij maakt fotoboeken van andermans plaatjes; bewerkt vertelt ze er haar eigen verhaal mee. En wint ze ook nog eens prijzen.

Voor Mariken Wessels zijn er geen grenzen wanneer ze aan een fotobewerking begint. Het origineel vormt voor haar slechts een uitgangspunt, als een titel zonder tekst. Wat voor invulling ze gaat geven aan de foto heeft ze slechts in grote lijnen uitgedacht; binnen een stramien werken houdt het enigszins overzichtelijk. Geen beperkingen: ‘Ik wil mijn eigen verhaal ermee vertellen, dus manipulatie is in iedere vorm toegestaan. Alles van de foto wat ik nodig heb om mijn verhaal kwijt te kunnen gebruik ik, al het andere mag weg. De oorsprong van het persoonlijke verhaal ligt in de foto, maar meer dan dat is het niet.’

Het moge duidelijk zijn, aan alleen Photoshop heeft de aan de Gerrit Rietveld Academie-afgestudeerde Mariken lang niet genoeg. Ouderwets knip-en-plakwerk komt eraan te pas, maar daarmee is de klus allesbehalve geklaard. Zo’n klus – met als eindresultaat een boek – begint met het op straat vinden van foto’s, of ze aangereikt krijgen van iemand. ‘Mensen gooien hun leven, in de vorm van foto’s, vaak gewoon op straat. Ik vraag me wel eens af wat ze daar nu eigenlijk mee willen bereiken. Het verleden achter zich laten? Een nieuwe start maken? Ik begrijp dat niet dat iemand z’n leven zo kan weg kan ‘vergooien’, maar doe er mijn voordeel mee.’

Mariken is daarom van mening dat ze zelf geen foto’s hoeft te maken om een verhaal te vertellen. Er zijn immers zoveel foto’s op de wereld die ze gewoon van de straat kan rapen, kan kopen op een rommelmarkt of haar cadeau worden gedaan. ‘Doe er maar wat mee’, zeggen ze als ze hun levensgeschiedenis achteloos aan mij geven. Dat grijpt mij wel aan en wil dan ook echt wat met dat materiaal doen. Er wat van maken. Op een Big Brother-achtige manier is dat heel intiem.’ Toch neemt Mariken altijd voldoende afstand en dienen de foto’s enkel als concept. Ze vertelt haar verhaal, niet dat van diegene op de foto. ‘Door dingen toe te voegen en weg te halen, verschuift het persoonlijke naar mijn kant’, legt Mariken uit.

Het eerste product dat Mariken op deze manier uitbracht was het fotoboek ‘Elisabeth – I want to eat’. De foto’s van deze onbekende jonge vrouw vond ze in een winkeltje in de Amsterdamse Hendrik Jacobzstraat, samen met een aantal kaarten en brieven. Twee jaar geleden bekroond met een Silver Medal Book Award op het Fotofestival di Roma en opgenomen in de collectie van het MoMa in New York publiceerde Mariken het boek oorspronkelijk zelf. ‘Maar na al die promotie was de kleine oplage van honderdvijftig stuks snel uitverkocht. Vorig jaar heeft Alauda Publications het boek daarom in grotere oplage laten herdrukken, voor mij de eerste keer dat een zelfgemaakt boek zo populair is.’

Niet verwonderlijk dat zij vorig jaar het daaropvolgende boek ‘Queen Ann. P.S. Belly cut off’ uitbracht en deze wederom in de prijzen viel. Zo staat deze bij onder andere LeMonde, Joerg Colberg, Photo-eye en Cadoc in de lijst van beste fotoboeken van afgelopen jaar. Waarom haar werkwijze zo goed ontvangen wordt, is Mariken onduidelijk. Haar kracht om foto’s zo te manipuleren dat deze een eigen verhaal vertellen, haalt ze naar eigen zeggen ‘wellicht’ uit haar ‘toneelachtergrond’. ‘Maar dat kan je beter door anderen laten beoordelen, ben ik van mening.’

Ondanks dat Mariken fotoboeken maakt waarin het merendeel bestaat uit andermans beelden, meent zij toch dat het haar eigen werk is. Zo fotografeert ze zelf ook, herfotografeert ze de oude foto’s en ligt ze eruit wat interessant is voor haar verhaal. ‘Ik bedenk een personage, een verhaal en de wereld waarin het speelt. De oorspronkelijke persoon op de foto wordt niet realistische weergegeven; ik kende deze immers niet eens.’ Overeenkomsten zijn volgens Mariken dan ook toevallig; ze maakt geen documentaire.

Het laten herleven van iemands herrinneringen tekent daarnaast de levensloop en zijn vergankelijkheid. Mariken heeft dan ook niet het gevoel dat ze hierin inbreekt. ‘Ik blijf objectief en gebruik het personage enkel als leidraad. Geen moment wil ik me op het terrein van research bevinden, want dat doe ik juist niet. Ik koppel er geen individu aan en verzin juist al het ontbrekende.’ Dat hier soms ook zelfgemaakte foto’s tussen zitten, heeft ze nog nooit eerder vertelt, maar het valt dan ook niet op in haar fotoboeken. ‘De beelden vormen een stroom, in zijn geheel.’

Zo zijn de foto’s in ‘Queen Ann. P.S. Belly cut off’ – van een bestaande vrouw van middelbare leeftijd – door de kunstenares zo gemanipuleerd dat het een waar curiosakabinet wordt. Het authentieke materiaal vormt een rare mix met nieuw geschoten foto’s. De collage werkt misleidend, want wat is er nu ‘echt’? ‘Het boek heeft in ieder geval niets te maken met de persoon van wie de foto’s oorspronkelijk zijn. Het is een verhaal dat had kunnen zijn. Mijn specialiteit is het bedenken en uitdiepen van de personages.’

Ondanks dat Mariken bij de bewerkingen zichzelf geen beperkingen oplegt, werkt zij wel vanuit een duidelijk kader. ‘Ik maak geen uitstapjes’, benadrukt ze. ‘Het onderwerp moet goed afgebakend worden, anders ga je al snel veel te breed. Een bepaald tijdsbestek of stramien is nodig; binnen deze afbakeningen verwerk ik dan diverse lagen.’ Vervolgens arrangeert ze het materiaal met grote precisie. Constant overwegend wat ze nu eigenlijk wil vertellen. Iedere foto krijgt zo een eigen verhaal. ‘Ik kan geen percentage geven over hoeveel daadwerkelijk van mezelf is en wat origineel is gebleven, maar op iedere pagina is er in ieder geval door mij ingegrepen. Dat is zeker.’

Mariken Wessels noemt zichzelf geen fotografe; daarvoor fotografeert ze te weinig. ‘Een kunstenares, in de breedste zin van het woord’, zo beschrijft ze zichzelf het liefst. ‘Fotoboeken worden namelijk op deze manier ook kunstobjecten. Hoewel fotografie een duidelijk aanwezige factor is, wil ik geen stempel drukken op mijn werk.’ Het succes heeft er in ieder geval voor gezorgd dat er alweer een nieuw boek op komst is. Mariken kan en wil nog geen tipje van de sluier oplichten, maar belooft eenzelfde werkwijze. ‘Het kan echter nog altijd een heel ander boek worden’, besluit ze grinnikend.

 

 

Foto’s © Mariken Wessels

Posted in Interviews, Photography | Tagged , , | Leave a comment

Martijn Oorthuis

Dankzij Martijn Oorthuis doet Nederland ook mee in de gigapixelpanorama-wedloop. Niet echt, want Rio de Janeiro en Sevilla zijn al met veel meer pixels vastgelegd, maar de 6,2-gigapixel tellende panorama van Rotterdam is wel de grootste van Nederland.

Het is alweer een jaar geleden dat de 26-gigapixelpanorama van Parijs online kwam. In de tussentijd is deze ruimschoots overschaduwd door een 111-gigapixel versie van Sevilla en zelfs een 150-gigapixelpanorama van Rio de Janeiro. Toch was het de panorama van Parijs die de Rotterdam Martijn Oorthuis motiveerde om er een van zijn woonplaats te maken. ‘Ik raakte gefascineerd door gigapixelfotografie’, geeft Martijn toe. ‘Destijds liet mijn apparatuur het echter niet toe om de foto te maken, laat staan aan elkaar te plakken.’ Begin dit jaar was hij er wel klaar voor en koos voor een stad die hij zelf prachtig vind en die beschikt over een mooie skyline: Rotterdam.

Er gingen nogal wat voorbereidingen aan vooraf, voordat hij echt aan de slag kon. Naast een camera met veel megapixels – Martijn koos voor de Nikon D7000 – is het ook belangrijk op de cropfactor te letten. ‘Daarom koos ik de D7000 boven mijn professionele D700. Zo kun je met zo min mogelijk foto’s een zo groot mogelijk panorama maken.’ Uiteraard gebruikte Martijn daarbij een telelens (300mm), onmisbaar, een stevig statief en een speciale panoramakop. ‘Hiermee kon ik precies om de 2,5-graden een foto maken. De vraag is dan natuurlijk alleen nog: waar ga ik staan voor het beste panorama?

In Rotterdam is er natuurlijk maar een locatie van waar je een goede panorama kan maken: de Euromast. Laat Martijn daar nu net een abonnement voor hebben en iedere dag vrij naar boven kunnen. ‘Ik moest alleen rekening houden met het weer’, vertelt de fotograaf. ‘De dag dat ik de foto maakte was het bijzonder helder; als je goed inzoomt zie je zelfs Utrecht liggen. Verder zijn er nergens mensen herkenbaar in beeld en zijn kentekens niet leesbaar, dus daar hoefde ik geen nabewerking op los te laten.’ Het maken van de panorama heeft Martijn maar anderhalf uur op de Euromast gekost. Het produceren van de daadwerkelijke foto zo’n vijftig uur; de rest van de tijd ging zitten in het aan elkaar plakken (22 uur), bewerken en toegankelijk maken voor internet.

Uiteindelijk heeft Martijn een veertig gigabyte grote gigapixelpanorama van ‘slechts’ 6,2-gigapixel geproduceerd; een schril contrast met zijn 111 of zelfs 150-gigapixel tellende tegenhangers. Toch ziet de fotograaf ze niet als concurrentie, maar meer als motivering om zelf ook grotere panorama’s te maken. ‘De 111-gigapixelpanorama van Sevilla is – net als die van Parijs – erg mooi qua kleur en helderheid. De 150-gigapixel variant van Rio de Janeiro daarentegen vind ik wat minder vanwege het tegenlicht en de hoeveelheid luchtvervuiling.’ Natuurlijk hoopt Martijn op een dag een concurrerende panorama te schieten, maar dat vergt veel planning en tijd om te verwezenlijken. ‘Maar ik wil de lat natuurlijk steeds hoger leggen.’

Martijn heeft echter niet direct een volgende stap in zijn hoofd. Er zijn nog diverse andere dingen die hij wil uitproberen, zoals een 360-graden panorama vanaf de Euromast die de plaat van Parijs evenaart of zelfs overschrijdt. ‘Maar ook diverse andere steden in Nederland en het buitenland zijn mogelijk. Wellicht kruist er wel iets anders leuks mijn pad. Voorlopig maar eerst eens genieten van deze gigapixelpanorama van Rotterdam.’

Denk je nou ‘dat klinkt makkelijk’, dan heb je het mis. Volgens Martijn kon niet iedereen zomaar een gigapixelfoto maken, laat staan een panorama. Zo moet je wel wat iets weten van panoramafotografie en wat voor apparatuur je daarvoor nodig heb. ‘Wat doet een panoramakop bijvoorbeeld precies? Wat voegt deze toe aan een normale statiefkop? Veel mensen denken dat als ik de foto’s eenmaal gemaakt heb, de pc verder al het werk doet. Dat is maar half waar.’ Zo heeft Martijn gebruik gemaakt van het programma PTGUI, maar gaf deze ook een aantal foutmeldingen. ´Vanwege te weinig controlepunten kan het programma zo´n vijftien foto´s niet goed aan elkaar naaien en dan moet je dat dus handmatig corrigeren.´

Vervolgens heeft hij vier testversies uit laten voeren, waarna hij een ruwe versie had. ´Deze heb ik vervolgens weer in Photoshop bewerkt; het openen van de foto alleen duurde al een uur en om het contrast te verhogen had de pc vervolgens nog een uur nodig.’ Een tergend langzame en tijdrovende klus dus en dan hebben we het nog niet eens over de extensie gehad. ‘JPG kan alleen maar voor een bestand van maximaal 30.000 pixels breed, TIF kan maar bestanden tot 4GB aan en daarmee bleef alleen PSB over. Opzich geen probleem, maar er is geen enkel programma dat een leesbaar bestand hiervan kan maken voor het internet.’ Met behulp van een aantal mede-forumleden op DutchPhotoZone kwam hij uiteindelijk bij hdview uit, waarmee hij als plugin voor Photoshop toch een webpagina van de panorama kon maken. ‘Het vergt dus wel degelijk iets meer werk dan alleen maar het inladen van de foto’s in je pc en wachten tot deze klaar is’, besluit Martijn.

 

Foto’s © Martijn Oorthuis

Posted in Interviews, Photography | Tagged , , | Leave a comment

Rick Floot

Toen Marc van Hal, de PR-man van stichting FSHD, fotograaf Rick Floot benaderde met een project over de spierziekte, wist hij meteen dat hij het visuele gedeelte wel voor zijn rekening wilde nemen. Hij heeft de ziekte daadwerkelijk een gezicht gegeven.

Een van de eerste symptomen van FSHD – een zeldzame, erfelijke vorm van spierdystrofie die veroorzaakt wordt door een genetische afwijking – is een ‘asymetrische spierzwakte’ in het gezicht, oftewel slappe gelaatsspieren aan een kant van het gezicht. Hoewel Rick Floot nooit eerder studioportretten had geschoten, wilde hij naast film ook de fotografie graag op zich nemen.

 

‘Ik had een duidelijk beeld voor ogen: de aandacht moet echt op het gelaat liggen. De belichting en achtergrond mochten niet afleiden en ik wilde graag een ‘liggende’ verhouding fotograferen, zodat ik de foto’s ook makkelijk in mijn video-item kon verwerken bij wijze van ‘leader’.’

De stichting FSHD had een bijeenkomst-middag georganiseerd en patiënten uitgenodigd om op de foto te gaan. ‘De reacties waren overweldigend’, vertelt Rick. ‘Alle aanwezigen wilden graag meewerken aan het project. Het gaf ze het gevoel eindelijk zelf iets te kunnen doen om de ziekte onder de aandacht te brengen. In een paar uur tijd heb ik 42 lotgenoten geportretteerd. De ziekte is progressief en neemt over het algemeen ergere vormen aan. Veel mensen zijn in hun eigen rolstoel gefotografeerd.’

Rick vond het heel bijzonder om aan het project mee te werken. ‘De mensen geven zich namelijk echt ‘bloot’ met hun ziekte’, vervolgt hij. ‘Ook duurt zo’n sessie maar een paar minuten per persoon, je voelt de verschillen in persoonlijkheden en de manier waarop ze met de spierziekte (en gevolgen voor hun uiterlijk) omgaan. De een vol van trots en eigenwaarde, een ander heel ‘gelaten’ en relaxed. Een vrouw was enorm gespannen en onzeker. Pogingen om haar op d’r gemak te stellen mochten niet baten. In zo’n geval probeer ik nog sneller te werken; het moet wel leuk blijven.’

 

Afgelopen zomer is er een belangrijke doorbraak geweest in het onderzoek naar de spierziekte FSHD, waardoor ontwikkeling van een medicijn een stap dichterbij is. ‘Maar zonder geld voor meer onderzoek kan dit nog lang duren’, geeft Rick toe. ‘De foto’s zullen in ieder geval gebruikt worden in een campagne om meer bekendheid aan de ziekte te geven. Daarnaast worden ze verwerkt in video’s over dit onderwerp, te zien op de website van de stichting FSHD.’

Foto’s © Rick Floot

Posted in Interviews, Photography | Tagged , , | Leave a comment

Hans Kemp

Met foto’s uit zijn serie ‘Bikes of Burden’ veroverde Hans Kemp eerder deze maand de tweede plaats in de ‘Portfolio – World In Motion’-categorie van de Travel Photographer of the Year-competitie. De beelden zijn zeven jaar oud, maar nog lang niet verouderd.

“De serie past prima in het thema van de competitie, dus daarom heb ik deze maar opgestuurd”, legt Hans Kemp droogjes uit als we met hem bellen in Bangkok, Thailand. “Er zit geen houdbaarheidsdatum aan de inzendingen, maar als het tafereel niet meer zou bestaan zou het wel vragen opleveren. Het onderwerp is echter gewoon nog actueel, dus geen probleem.” Hans’ Bikes of Burden-serie gaat over de volgestouwde brommers die de wegen van Vietnam beheersen. Ingenieuze stapel- en pakmethodes worden op de arme tweewielers botgevierd, want zoveel mogelijk spullen – dood of levend – meenemen is het streven.

Voor Hans is het uitzonderlijk dat hij aan een competitie deelneemt – “pas de tweede keer” – en hij heeft dan ook geen series liggen die hij vaker instuurt. Bikes of Burden vormt een uitzondering: “Met een enkele foto uit die serie heb ik op de Photography Masters Cup een ‘honorable mention’ ontvangen, maar dat was het.” De magie van de serie komt volgens Hans voort uit het feit dat hij het land, Vietnam, goed kent. Volgens hem vallen de immer aanwezige brommers iedere toerist het eerst op; waar je ook kijkt, ze rijden er. “Niemand neemt eigenlijk echt de tijd om goede foto’s van het fenomeen te maken, maar toeristen hebben dan ook niet echt de mogelijkheid. Het verkeer in Vietnam is levensgevaarlijk en de foto’s geschoten terwijl ik achter op zo’n zelfde brommer zat.” Op de hoek van de straat blijven staan had geen zin en Hans stortte zich dan ook vol overtuiging op het hectische avontuur. “Zodra ik op het idee kwam er een serie en een boek van te maken wist ik al dat het mensen aan zou spreken, maar een groot succes als dit had ik niet verwacht.”

Verrassend genoeg was Bikes of Burden niet alleen een succes onder niet-Vietnamezen en de jury van de TPOTY, maar ook in het land zelf. Het is zeker niet hetzelfde als een Nederlandse die fietsende landgenoten fotografeert. “Natuurlijk waren de serie en het boek het populairst onder Vietnam-liefhebbers, maar voor de Vietnamezen was het een mooie bevestiging. Ze zien het fenomeen natuurlijk iedere dag, maar vastgelegd beseffen ze dat het eigenlijk iets unieks is.” Hoewel Hans zelf ook al langere tijd in Vietnam woonde en het land goed kende, was het toch een deel verbazing wat hem aanzette de Bikes of Burden-serie te maken. Deels van de kracht van de serie komt namelijk voort uit de combinatie tussen verbazing en herkenning. “Als je ergens langere tijd zit is het zo dat je dingen minder goed ziet of ze je niet meer opvallen, maar aan de andere kant heb je ook juist meer tijd om rustig ermee aan de slag te gaan. Je hebt op zo’n moment eigenlijk even andermans ogen nodig om je weer even bewust te maken van het fenomeen. Met de ervaring in het achterhoofd proberen te kijken met frisse ogen eigenlijk.”

Wie voor hem die frisse ogen vormde toen Hans naar Cambodja ging was collega-fotograaf Conor Wall, die daar woont. Hans, wie ook een uitgeverij heeft, had het idee een serie te maken over transport in Azië in het algemeen. Doorgaans voor westerlingen al een vreemd genoeg gezicht. Na contact te hebben gezocht met Conor wees deze hem er echter op dat in Cambodja alleen al genoeg te zien is. “Ook daar kom je niet om de vreemdste transportmiddelen heen, terwijl je door de geringe oppervlakte niet teveel hoeft te reizen.” Met het succes van Bikes of Burden als motivatie bracht het duo in maart de serie en het boek Carrying Cambodja uit. Over hoe lang het succes van de Vietnam-serie nog voortduurt kan Hans alleen maar gissen, maar het Cambodja-project zal volgens hem nog wel even actueel blijven. “In Cambodja veranderd bar weinig, terwijl het transport in Vietnam erg langzaam ontwikkelt. Ik hoop dat de series nog een aantal jaar meekunnen.”

Foto’s © Hans Kemp

Posted in Interviews, Photography | Tagged , , | Leave a comment

Jo Hedwig Teeuwisse

Dat er in Amsterdam weinig meer te zien is van de Tweede Wereldoorlog is natuurlijk goed. Maar aan de andere kant is een stuk historie daarmee verloren gegaan. Jo Hedwig Teeuwisse roept het verleden weer tot leven maar haar ‘retronaut’-foto’s van de hoofdstad.

“Ik ben al mijn hele leven bezig met geschiedenis, zowel als hobby en als passie”, steekt Jo Hedwig meteen van wal. Dat heeft niet voor niets geleid tot haar baan als adviseuse bij het Historisch Adviesburo ’30-’45 in Amsterdam. “Toen ik een jaar of zeven over het Waterlooplein liep en daar op de markt een stapeltje negatieven vond, was mijn interesse meteen gewekt. Op één van de oude, veel beschreven negatieven stond een tank en ik wist meteen dat uit de Tweede Wereldoorlog kwam. Omdat het bijna niets kostte heb ik ze maar allemaal meegenomen.” Daar begon het ‘retronauten’-avontuur voor Jo Hedwig.

Na het laten inscannen van de foto’s door een vriend, kwam Jo Hedwig er eigenlijk pas achter wat voor aankoop ze gedaan had. Ze raakte gefascineerd: “Wie waren deze mensen, wie heeft deze foto’s gemaakt? Ik wilde meer over die foto’s te weten komen, maar ondanks dat er veel op geschreven stond, kon ik niets concreets terugvinden.” Het ‘dossier’ vormde een samenstelling van privéfoto’s en een aantal die met een fabriek te maken hebben. Waarschijnlijk door dezelfde persoon gemaakt, maar de historie heeft Jo Hedwig nooit kunnen achterhalen.

Haar hoop was gevestigd op Flickr, waar ze de foto’s in 2007 op zette. “Hoewel er niemand was die de negatieven of iemand die erop stond herkende, kwamen er wel veel tips over de locaties. Dan wil ik natuurlijk wel weten hoe die er nu uitziet. Zodoende zocht ik de plek op, koos het juiste standpunt en maakte een foto.” De eerste foto’s pakte Jo Hedwig simpel aan: nieuwe foto over het origineel heen plakken, overbodige informatie weggummen en kijken of het overeen komt. Niets creatiefs of artistieks, maar simpelweg als onderdeel van haar research naar het leven in Amsterdam tijdens de oorlog. “Zo was er één foto op een prominente plek in Amsterdam waarop een huis zonder bovenverdieping staat. Tegenwoordig is dat weer een mooi ‘zeventiende eeuws’ pand met bovenverdieping. Bleek dat deze er in de oorlog volledig afgeschoten was, maar later weer is teruggezet.”

Na haar ‘eerste keer’ in de retronautiek was Jo Hedwig meteen verkocht. “Het zag er zo tof uit dat ik ging experimenteren en van het één kwam het ander”, stelt ze droogjes. Ondertussen kent haar Flickr-pagina namelijk ook bewerkte foto’s uit dezelfde periode in Frankrijk en blijft ze speuren naar oud materiaal. “Van de driehonderd negatieven heb ik er minder dan tien een ‘toen-en-nu’ behandeling gegeven, met name omdat de andere genomen zijn in kamers of gesloten plekken. Daarnaast kost het veel tijd en moet het ook interessant blijven om te zien.” Ondanks dat Jo Hedwig verslingerd is aan geschiedenis en werkt voor het Historisch Adviesburo, denk ze dat iedereen deze retronautfoto’s kan maken. “Uiteraard is het hebben van kennis over de achtergrond mooi meegenomen en zie je meer kleine dingetjes, maar ook zonder de details kan je de foto namaken. Ik had het sowieso getroffen met interessante negatieven, die ik daarom nu gedoneerd heb aan het NIOD. Ook zij waren erg onder de indruk.”

Via datzelfde Flickr stuitte Jo Hedwig later op oorlogsbeelden uit het Franse Normandië. “In de groep ‘toen en nu’ volg ik al langer iemand uit die streek. Hij plaatst zowel oude als nieuwe foto’s uit de omgeving en ik vroeg hem of ik deze mocht combineren. Toen ben ik voor het eerst creatief aan de slag gegaan met retronautiek. Ik hoefde namelijk geen research te doen, alleen maar de foto’s over elkaar heen te schuiven en te bewerken.” Toch blijft haar voorkeur uitgaan naar foto’s uit eigen land, die volgens haar zeker bij kunnen dragen aan de geschiedvertelling. Alle positieve reacties motiveren haar ondanks tijdgebrek toch om meer met het onderwerp te doen. “Zelfs kinderen herkennen de plek waar ze iedere dag lopen en komen ze in aanraking met de historie van die plek. Het is naast erg interessant dus ook nog eens leerzaam.”

Voor Jo Hedwig is het naast een hobby daarom ook een soort idealistische streven om mensen te confronteren met de geschiedenis. “Het maakt de geschiedenis tastbaar”, pleit Jo Hedwig. “Voor jonge mensen, die nog visueler zijn ingesteld, maken deze foto’s daarnaast veel meer indruk dan verhalen.” Het is dat ze ook nog een gewone baan heeft, anders zou ze de hele dag retronaut kunnen spelen. “Omdat het zo fascinerend is om laagje voor laagje weg te pulken en erachter te komen wat er eigenlijk allemaal is gebeurd op die plek. Geschiedenis speelt een rol in ons dagelijks leven, maar bijna niemand realiseert dat zich.”

 

Foto’s © Jo Hedwig Teeuwissen

Posted in Interviews, Photography | Tagged , , | Leave a comment

Henry Leutwyler

Hoe portretteer je iemand zonder de persoon zelf op de foto te zetten? Henry Leutwyler gebruikte een intieme, persoonlijke vorm: een stilleven. Van de huissleutels van Elvis tot de handschoen van Michael Jackson, Leutwyler blijft speuren naar de voorwerpen achter de persoon.

Henry Leutwyler (49) baalt ervan dat zijn ouders tien jaar hebben gewacht met het hebben van kinderen. “Nu ben ik pas in 1961 geboren, dat had 1951 kunnen zijn”, vertelt hij licht cynisch. Waarom hij dit zo’n nadeel vindt, is omdat de meeste grote namen die hij had willen vastleggen al dood waren voordat hij begon met fotograferen. “Ik vond het altijd jammer dat ik sterren als Jimi Hendrix, Janis Joplin of James Dean niet meer op de gevoelige plaat vast kon leggen.” Maar na een project over Elvis Presley en een bezoekje aan een politiebureau in New York, ging bij reclamefotograaf Leutwyler een lampje branden.

“Mijn vrouw is boekdesigner”, legt Leutwyler uit. “In 2004 kreeg zij de opdracht van de nabestaanden van Elvis Presley om fotografen te zoeken die onbekende voorwerpen van de overleden King of Rock & Roll wilde fotogaferen. Ze droeg mij naar voren en ik werd – op eerlijke wijze – uitgekozen. Het ging erom niet eerder tentoongestelde voorwerpen van Elvis vast te leggen, als nagedachtenis. Het bleek veel werk en ‘Elvis by the Presleys’ heeft me een tijd bezig gehouden, maar het was een heel groot succes.” Leutwyler had daardoor geproefd aan het vastleggen van ‘bewijsmateriaal’ van een beroemdheid zonder enige romantiek, maar had nog even een duwtje in de rug nodig.

“Na het Elvis-project kreeg ik een opdracht om in beslag genomen illegale wapens op een politiebureau in New York te fotograferen. Daar zag ik, in een hoekje, een pistool met daarbij een foto van John Lennon. Vertwijfeld vroeg ik of dat het daadwerkelijke wapen was waar Lennon mee is vermoord en het antwoord was ja! Het lag daar gewoon simpelweg in een politiekluis, met kogels en al. Geen speciale vertoning ofzo, niets.” Na het pistool net als de Elvis-voorwerpen op de meest natuurlijke – één camera, één uitgangspunt, één flits – manier vast te hebben gelegd, was het project voor Leutwyler begonnen. Portretteren met stillevens, dat is waar de ‘celebrity photographer’ zich in zijn vrije tijd mee bezig zou gaan houden. Een hommage aan de popcultuur, door het fotograferen van de gebruiksvoorwerpen van haar hoofdrolspelers.

De van oorsprong Zwitserse stillevenfotograaf – ‘in mijn geval dus kaas, horloges en chocolade’ – met een Nederlandse oma heeft zijn ene jarenlange ervaring gecombineerd met het andere: portretfotografie. Leutwyler, die absoluut geen kunstenaar genoemd wilt worden, ziet de kracht van een stilleven in het feit dat je zelf volledig verantwoordelijk bent voor het eindproduct. “Het is een 1-op-1 situatie met je onderwerp, een voorwerp. Van een portret, zeker van een beroemdheid, zijn morgen alweer mooiere, betere portretten gemaakt. Een voorwerp is een voorwerp, niets meer en niets minder. Een volgende foto veranderd daar niets aan.” Na de bril van Elvis, de gitaar van Jimi Hendrix en onder andere shirts, sokken en handschoenen van Michael Jackson blijft Leutwyler doorzoeken naar gebruiksvoorwerpen van de groten der aarde.

“Onderzoek en research, dat is het allerbelangrijkst”, herhaalt Leutwyler de visionaire fotograaf Art Kane (1925 – 1995). Ook Capa’s ‘als de foto niet goed is, sta je te ver weg’ vormt een lijdraad in het werk van Leutwyler. Daarom fotografeert hij alle voorwerpen precies afgekaderd, van dichtbij en met slechts één lamp. “Mijn favoriete, Zwitserse Broncolor-apparatuur”, meldt Leutwyler trots. “Er is maar één zon, dus ook maar één lamp”, beredeneert hij. Daarbij komt dat hij als Europeaan voorbij de ‘oppervlakkigheid’ van de Amerikaanse cultuur kan kijken. “In Amerika draait het enkel om sensatie en denkt het publiek dat ze alles al weten. Door deze foto’s merk je dat ze eigenlijk heel weinig weten; wel dat John Lennon dood is, maar niet hoe het wapen eruit ziet. Ik wil die onbekende zaken op deze manier aan het licht brengen.”

Ten alle tijden is Leutwyler in achtervolging van zo’n twintig objecten welke hij nog vast wilt leggen. Hij houdt lijstjes bij met voorwerpen van over de hele wereld om zo efficiënt mogelijk te werk te gaan. Voor Frankrijk staan bijvoorbeeld de bril van Yves Saint Laurent en de sneakers van Serge Gainsbourg op het programma. Negentig procent van de mensen willen echter niet gestoord worden of hebben geen interesse. “Zo werd ik nooit toegelaten tot Neverland, het landgoed van Michael Jackson. Pas toen zijn faillissement zich aandeed, zag ik de kans om weer een puzzelstukje te pakken te krijgen en ‘Neverland Lost’ te maken.” Andere voorwerpen vindt Leutwyler vooral door de krant te lezen, hoe simpel dat ook klinkt. “Als er weer een veiling is van bijvoorbeeld het laatste pistool van Al Capone of de opening van een museum met de sandalen van Gandhi, dan wil ik de voorwerpen eerst vastleggen.”

Sowieso werkt Leutwyler daarvoor in stilte, want hij wil zijn werk niet aan de grote klok hangen. “Veel mensen willen niet in de publiciteit en vindt je daarom via-via. Zo zat ik een keer in een Japans restaurant in Los Angeles en ving iemand het gesprek op dat ik voerde. Bleek hij één van de twee Janis Joplin gitaren te hebben omdat hij muziek voor haar schreef, of ik die wilde fotografen!” Leutwyler voelt zich daarom naast fotograaf ook enigszins archeoloog en socioloog, maar blaast niet hoog van de toren. Dit project vormt een passie voor hem, iets wat van hemzelf is, hij leuk vindt om te maken en waaraan hij herinnert wil worden. Bang voor herhaling is hij niet: “Er zijn genoeg artiesten die telkens weer hetzelfde doen. In dit geval gaat het om het concept, het verhaal erachter en natuurlijk het voorwerp. Als ik met de Rolling Stones hetzelfde kan doen als met Elvis dan vormt dat een kleine encyclopedie van de popmuziek, een soort woordenboek.”

Leutwyler denkt nog vijf jaar met het project bezig te zijn, want het moet niet te ingewikkeld worden en hij is al bijna acht jaar bezig. “Het is altijd moeilijk wat nieuws te vinden en het moet om het onderwerp gaan, niet om de techniek. Daarnaast zullen er altijd voorwerpen overblijven voor een volgende generatie, dus er zal altijd een groei zijn.” De vraag is nu of hij pas over vijf jaar een boek gaat publiceren, of kiest voor het geld en over tweeënhalf jaar al het eerste deel en vervolgens een tweede uitbrengt. Volgens hem is alles mogelijk, maar geldt er wel één regel: “Verlaat het feestje op tijd, voordat je een ongenode gast bent. Ik stop op tijd.”

Foto’s © Henry Leutwyler

Posted in Interviews, Photography | Tagged , , | Leave a comment

Karine Versluis

Ieder jaar na het afronden van de middelbare school, verlaten veel jongeren Curaçao om een opleiding te gaan volgen in Nederland. Het zijn geen goudzoekers, maar mensen op zoek naar een betere toekomst. Karine Versluis legde deze ingrijpende overgang vast in ‘Enkeltje Schiphol’.

Zo’n driehonderd jongeren trekken jaarlijks naar de andere kant van de wereld om een Nederlandse opleiding te genieten en hopelijk hier een leven op te bouwen. Amerika is natuurlijk dichterbij, maar daar moet de opleiding zelf bekostigd worden. Ze verlaten hun familie voor een kans op een betere toekomst, maar die keus valt de één zwaarder dan de ander. Karine Versluis legde zowel de voorbereiding als de opbouw van hun bestaan vast, in een land dat wel in hun paspoort staat, maar wij zij zich nog lang niet thuisvoelen.

“Na wat voorbereiding en wat research heb ik een ticket geboekt”, zegt Karine enigszins laconiek. “Ik had natuurlijk wel wat lijntjes uitgegooid, maar verder ben ik er op de bonnefooi naartoe gegaan. Dat is een beetje mijn werkwijze: in het diepe springen.” Via via de familie van de betreffende collega op Curaçao leerde zij zo langzamerhand docenten, jongerenwerkers en natuurlijk de jongeren zelf kennen. “Zomaar foto’s maken had natuurlijk geen zin, want ze moeten wel daadwerkelijk het plan hebben om naar Nederland te vertrekken.”

Karine zoekt graag naar onderwerpen die een verbintenis hebben met de (Nederlandse) maatschappij, zodat ze er zelf ook raakvlak bij heeft. “Daarbij hou ik van reizen en lange projecten, dus vormde dit een mooie kans voor een fotoserie. Daarnaast woon ik zelf in de Haagse Schilderswijk, dus was ik ook wel bekend met de bevolkingsgroep.” Op Curaçao moest zij echter een stapje verder gaan, namelijk hun vertrouwen winnen. “Daarom begon ik meestal niet meteen met fotograferen, maar maakte ik eerst kennis met de ouders en bouw je een band op. Ik denk dat de jongeren het ook wel voelen dat ik er zelf ook veel tijd in stop en oprecht geïnteresseerd ben. Ik fotografeerde daarom ook lang niet alles, mijn intuïtie bepaalde grotendeels wat wel en niet interessant was. In totaal ben ik toch twee jaar met de serie bezig geweest.”

De keuze voor een enkel eiland en niet de volledige eilandengroep komt volgens Karine voort uit het feit dat je die keuze herkenbaar in beeld zou moeten brengen. “Dat is heel lastig, want hoe toon je op een foto het verschil tussen een jongen uit Curaçao of Bonaire? Ik ben daarom drie keer zes tot acht weken naar Curaçao gegaan en heb me daar op gefocust.” Vervolgens ging haar werk natuurlijk verder in Nederland, waar de jongeren een opleiding gingen gaan volgen. “Het voordeel was natuurlijk dat ik al een band met ze had opgebouwd. Voor hun is het natuurlijk een andere wereld hier en daarbij zijn ze niet bezig met de denkbeelden die een deel van de Nederlandse bevolking van Antillianen heeft. Ze komen hier ook niet naartoe om in het ‘paradijs’ Nederland te leven, maar om echt wat van hun toekomst te maken.”

In plaats van de uitersten te laten zien – op Curaçao de jongeren hangend onder een palmboom en in Nederland hard studerend achter een bureau – koos Karine ervoor om nuance in haar foto’s aan te brengen. “Het moet er niet zo dik bovenop liggen”, legt ze uit. “Het licht en de omgeving vormen eigenlijk al genoeg verschil om de plek te kunnen duiden. Landschapselementen spelen op de achtergrond mee, maar de nadruk ligt op de persoon. Zo volg ik een meisje tijdens haar introductie in Leiden, waar ze er nog een beetje onwennig bijstaat. Ze is echter geneeskunde gaan studeren en dus heb ik haar ook gefotografeerd tijdens een practicum. Daarin is de groei van zo iemand goed te zien en dat is wat ik wilde laten zien.”

Het was voor Karine daarom erg belangrijk dat de jongeren begrepen dat ze hun leven zou volgen. “Dit soort projecten zijn daarom altijd spannend, Dit soort projecten zijn daarom altijd spannend, vooral omdat het jongeren zijn en ze vrijwillig en vrijblijvend meewerken. Als zij geen interesse meer zouden hebben, hield het op. In het boek ‘Enkeltje Schiphol’ (dat tijdens de opening van de tentoonstelling wordt gepresenteerd) volg ik daarom drie hoofdrolspelers over de gehele periode van twee jaar, een aantal andere jongeren alleen in Curaçao of met een klein portret.”

In ‘Enkeltje Schiphol’, waarvan de tentoonstelling zaterdag 11 september opent in het Nationaal Onderwijsmuseum in Rotterdam, rust volgens Karine geen politieke of ideologische boodschap. “Ik speel liever met een bepaald beeld dat mensen hebben. Stereotyperingen zijn zwart-wit, terwijl ik het grijsgebied juist interessant vindt. Daarom kies ik graag voor onderwerpen die spelen in de samenleving, maar ik heb geen agenda. Ik ben fotograaf en zoek een visueel interessant onderwerp: het gaat om kijken, in de brede zin van het woord.”

Foto’s © Karine Versluis

Posted in Interviews, Photography | Tagged , , | Leave a comment